Naoorlogse stadswijken: toen en nu

8. Conclusie

In de naoorlogse periode moesten in Nederland in hoog tempo woningen worden gebouwd om de woningnood te bestrijden, die was ontstaan door verwoestingen en een bouwstop tijdens de Tweede Wereldoorlog en snelle bevolkingsgroei in de jaren daarna. Daarbij ging de kwantiteit van de woningbouw tot in de jaren zestig boven de kwaliteit. Hoewel naoorlogse stadswijken bij de start een vrij homogeen, vergelijkbaar karakter hadden, zijn er inmiddels duidelijke verschillen qua bewoners en hun welvaarts- en woonsituatie te herkennen.

Deze verschillen in bevolkings- en sociaaleconomische kenmerken zijn verkend door naoorlogse wijken in te delen in een aantal typen. Uit een correspondentieanalyse blijkt dat naoorlogse stadswijken het best in typen kunnen worden ingedeeld op basis van de leeftijd en het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen. Deze indicatoren dragen namelijk het meest bij aan de verschillen tussen wijken.

Op basis hiervan kunnen wijken worden opgedeeld in vier groepen, namelijk wijken met jongere huishoudens met lage inkomens, met oudere huishoudens met lage inkomens, met oudere huishoudens met middeninkomens en met jongere huishoudens met middeninkomens. Ook als er wordt gekeken naar de andere onderzochte indicatoren, zijn er verschillen tussen deze wijktypen waarneembaar. In naoorlogse stadswijken met lage inkomens woont het gros van de huishoudens in een goedkoop huurappartement en bevinden zich aanzienlijk meer alleenstaanden en mensen van niet-westerse komaf dan in de niet-naoorlogse wijken.

Naoorlogse stadswijken van het type ‘oud met middeninkomens’ wijken het duidelijkst af van het algemene beeld van naoorlogse wijken van sociaaleconomische achterstand. De stand van sociaaleconomische indicatoren van deze wijken komt vaak dicht in de buurt van het Nederlandse gemiddelde, al blijft ook deze groep daar doorgaans iets bij achter. De verschillen met andere wijktypen zijn niettemin aanzienlijk.

In 2014 woonden in de jongerenwijken met lage inkomens naar verhouding dubbel zoveel huishoudens die vooral moesten rondkomen van een sociale uitkering als in de ouderenwijken met middeninkomens. Ook leven in ouderenwijken met middeninkomens naar verhouding bijna twee keer meer huishoudens die tot de hoogste inkomensgroep behoren (25 procent hoogste in Nederland) en anderhalf keer meer eigen woningbezitters dan in jongerenwijken met lage inkomens.

De bevolkingssamenstelling van de diverse naoorlogse wijken loopt ook uiteen. In ouderenwijken met middeninkomens wonen ruim anderhalf keer zoveel 65-plussers als in de andere naoorlogse wijken en ook aanzienlijk meer gehuwden en minder inwoners met een niet-westerse migratieachtergrond. Circa 28 procent van de huishoudens in naoorlogse wijken woont in dit wijktype (28 procent).

Daarnaast is het percentage inwoners van onder de 45 jaar in naoorlogse stadswijken hoger dan in andere wijken in de onderzochte steden en de rest van Nederland. Jongeren concentreren zich in de wijktypes ‘jong met lage inkomens’ of ‘jong met middeninkomens’ en wonen daar vaak in goedkope huurwoningen.

Indeling onderzochte naoorlogse stadswijken (Foto: Centraal Bureau voor de Statistiek)
Indeling onderzochte naoorlogse stadswijken (Foto: Centraal Bureau voor de Statistiek)