Naoorlogse stadswijken: toen en nu

6. Vaker twintigers, minder vaak 65-plussers

In de onderzochte naoorlogse stadswijken wonen in vergelijking met de rest van Nederland vaker twintigers. Vooral bij jongerenwijken met lage inkomens is dit het geval. In deze wijken heeft 8 procent van de huishoudens een referentiepersoon van tussen de 15 en 25 jaar, waar dit in de andere wijktypen 5 procent is. Valeriuskwartier en Magere Weide (Leeuwarden) zijn koploper. Daar valt 19 procent van de huishoudens in deze leeftijdscategorie. In naoorlogse wijken in studentensteden als Amsterdam (De Kolenkit) en Utrecht (Zuidwest) bestaat ten minste 15 procent uit deze groep jonge huishoudens.

Naoorlogse wijken verschillen duidelijker van het landelijke beeld als het gaat om de vertegenwoordiging van 65-plussers. Met ongeveer 30 procent van de huishoudens hebben ouderenwijken met middeninkomens naar verhouding ruim anderhalf keer zoveel 65-plussers als jongerenwijken met lage inkomens. In de Haagse wijk Westbroekpark en Duttendel (ouderenwijk met middeninkomens) behoort ruim de helft tot de 65-plushuishoudens. In de jongerenwijken met lage inkomens ligt het aandeel 65-plussers ruim anderhalf keer lager dan gemiddeld in Nederland.

Met uitzondering van het wijktype ‘oud met middeninkomens’ lag het percentage koopwoningen in naoorlogse wijken in 2016 ver onder het landelijk gemiddelde. Binnen dit wijktype zijn Westbroekpark en Duttendel (Den Haag), Prinses Irenebuurt (Amsterdam), Klingelbeek (Arnhem) en Heksenberg (Heerlen) uitschieters; in deze wijken woont ten minste drie kwart van de huishoudens in een koopwoning. In wijken van dit type waren in 2014 ook de huishoudens in de hoogste inkomensgroep het sterkst vertegenwoordigd.

Naoorlogse wijken bestaan voornamelijk uit meergezinswoningen, zoals flats en appartementen. Circa 62 procent van de huishoudens in deze wijken heeft een woning van dit type. In heel Nederland is dit 34 procent. Dit is vooral kenmerkend voor de G4, ook in wijken uit andere bouwfases. In de G32 is het aandeel eengezinswoningen aanzienlijk hoger. Daar woont 53 procent van de huishoudens in de naoorlogse wijken in een eengezinswoning, terwijl dit 20 procent is in de G4. Huizen in naoorlogse stadswijken hebben ook vaak een kleinere oppervlakte in vergelijking met andere stadswijken.

Huizen met een lage WOZ-waarde (tot 150.000 euro) komen hiernaast vaker voor in naoorlogse dan in andere wijken in de onderzochte steden. Dit geldt het sterkst voor de wijktypen waar de inkomens gemiddeld gezien laag zijn. Het aandeel huishoudens in een woning met hoge WOZ-waarde (vanaf 450.000 euro) is het hoogst in ouderenwijken met middeninkomens. Binnen deze groep is het percentage bewoners van huizen met een WOZ-waarde vanaf 450.000 euro het hoogst In Westbroekpark en Duttendel, Prinses Irenebuurt en Breda-Zuid.