Naoorlogse stadswijken: toen en nu

4. Profielschets: typen naoorlogse wijken

Bij elk wijktype hoort een profiel, op basis van een vergelijking binnen de groep van 68 naoorlogse wijken (zie tabel 1). In deze tabel betekent ’65 jaar of ouder’ bij wijken met oudere huishoudens met middeninkomens bijvoorbeeld, dat een hoog aandeel 65-plussers kenmerkend is voor dit wijktype ten opzichte van andere naoorlogse wijktypen.

Tabel 1 - Profielschets 4 groepen naoorlogse wijken (Foto: Centraal Bureau voor de Statistiek)
Tabel 1 - Profielschets 4 groepen naoorlogse wijken (Foto: Centraal Bureau voor de Statistiek)


In tabel 2 zijn enkele indicatoren opgenomen waarop de naoorlogse wijktypen onderling redelijk tot sterk verschillend scoren. Zo was in 2016 het aandeel huishoudens met een niet-westerse migratieachtergrond in wijken met jongeren met lage inkomens tot ruim drie maal zo groot als in de andere wijktypen. Ook waren in deze jongerenwijken naar verhouding tot bijna twee maal zo veel huishoudens uitkeringsafhankelijk en kwamen lage huishoudensinkomens en meergezinswoningen (zoals een flat of appartement) tot ruim anderhalf keer vaker voor dan in andere wijken.

In wijken met jongere huishoudens en lage inkomens bevinden zich de meeste huishoudens. Met ruim een derde van alle huishoudens in de naoorlogse stadswijken bepaalt dit type in belangrijke mate het beeld van de naoorlogse stadswijken. Wijken met jongere huishoudens met lage inkomens hebben ruim 2,5 maal zo veel huishoudens als jongerenwijken met middeninkomens, de kleinste groep wijken.

Tabel 2 - Kenmerken naoorlogse stadswijken (Foto: Centraal Bureau voor de Statistiek)
Tabel 2 - Kenmerken naoorlogse stadswijken (Foto: Centraal Bureau voor de Statistiek)