Naoorlogse stadswijken: toen en nu

7. Wie wonen in naoorlogse wijken?

In naoorlogse wijken komen relatief veel eenpersoonshuishoudens en eenoudergezinnen voor. De verschillen zijn niet heel groot. In de wijken die worden gekenmerkt door lage inkomens is bijna de helft van de huishoudens alleenstaand. De Leeuwardense wijken Heechterp en Schieringen en de Centrale (beiden jonge wijken met lage inkomens) bestaan zelfs voor ongeveer 60 procent uit alleenstaanden.

De verschillen tussen wijktypen volgen hetzelfde patroon als er naar het percentage eenoudergezinnen wordt gekeken. In wijken met lage inkomens is 10 procent van de huishoudens een eenoudergezin, waar dit in Nederland 7 procent is. In de Leeuwardense wijk Heechterp en Moerwijk in Den Haag (jonge wijk met lage inkomens) zijn zowel alleenstaanden als eenouderhuishoudens ruim vertegenwoordigd, vergeleken met de meeste andere naoorlogse wijken.

De wijken met lage inkomens worden niet alleen gekenmerkt door de grootste vertegenwoordiging van alleenstaanden en eenouderhuishuishoudens, maar ook door het laagste aandeel gehuwden. In jongerenwijken met lage inkomens is ruim een kwart van de huishoudens gehuwd, terwijl dit in de wijken met middeninkomens voor ruim een derde geldt. In het eerstgenoemde wijktype komen gehuwden minder voor, evenals huishoudens met kinderen. In ouderenwijken met lage inkomens gaat het vooral om gepensioneerden die alleen wonen, omdat ze verweduwd of gescheiden zijn.

De vertegenwoordiging van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond verschilt sterk tussen naoorlogse stadswijken. In jongerenwijken met lage inkomens wonen naar verhouding ruim drie keer meer huishoudens van niet-westerse komaf dan in ouderenwijken met middeninkomens. In Slotermeer-Noordoost (Amsterdam), Moerwijk (Den Haag) en Poelenburg (Zaanstad), allen wijken van het type ‘jong met lage inkomens’, is de hoofdbewoner van het huishouden in ten minste 55 procent van de gevallen van niet-westerse herkomst. Van de huishoudens in ouderenwijken met middeninkomens is 11 procent van niet-westerse komaf, wat in de buurt komt van het Nederlandse gemiddelde.