CD: Thee Oh Sees - Floating Coffin

Zelden droop het geluid van sixtiespunk vetter van een plaat als bij het nieuwe album van Thee Oh Sees. Met Floating Coffin is de band uit San Francisco al weer toe aan haar twaalfde langspeler in nog geen tien jaar tijd.

Thee Oh Sees - Floating Coffin

Thee Oh Sees werd in 1997 opgericht door de muzikale duizendpoot John Dwyer. Dwyer, die ook bekend is van bands zoals Coachwhips, Pink and Brown, Landed, Yikes, Burmese, The Hospitals, Zeigenbock Kopf en Sword + Sandals, laat met Thee Oh Sees zijn voorliefde voor zowel sixtiespunk als krautrock duidelijk horen. Floating Coffin is het eerste album van de groep dat verschijnt op Dwyers label Castle Face Records en laat de groep van een beduidend ruigere kant horen dan op voorgaande albums. Toen we in februari een voorproefje kregen met het nummer 'Minotaur' dachten we even dat de groep op Floating Coffin een nieuwe muzikale koers was gaan varen. Niets blijkt minder waar te zijn. Met zijn band, bestaande uit Brigid Dawson (toetsen en zang), Petey Dammit! (basgitaar) en Mike Shoun (drums), ging Dwyer naar de The Hangar studio in Sacramento om daar, samen met producer en punkgoeroe Chris Woodhouse, te gaan werken aan opnames voor het nieuwe album.

Floating Coffin opent met 'I Come From the Mountain', een catchy lo-fi poppunkliedje waarbij we zeker aan het ruigere werk van The Velvet Underground moeten denken, maar dan wel op ADHD-tempo. 'Toe Cutter - Thumb Buster' is een stevig stuk psychedelische rock met zweverige zang van Brigid Dawson. Dwyer staat bekend als een muzikant die graag mag jammen en improviseren in de studio, wat ook duidelijk hoorbaar is in het titelnummer van dit album. 'Floating Coffin' klinkt als zware psychedelica maar dan op een hoger toerental. Bij het beluisteren van 'No Spell' klinkt het alsof de Duitse krautrockdrummer Klaus Dinger (Neu!) plaats heeft genomen achter de drumkit, met zijn hypnotiserende drumritmes. Een indrukwekkende hedendaagse benadering van het krautrockgenre.

Op 'Strawberries 1 + 2' mogen alle versterkers weer op elf worden gezet voor een hevig stuk psychedelica van de bovenste plank. Waar in het eerste deel van het nummer de garagerock hoogtij viert vervaagt het nummer in een stuk dromerige tripmuziek met de vervreemde zang van Dawson. 'Maze Francier' laat vervolgens duidelijk de krautrockinvloeden van Dwyer horen. Het manische basloopje in het nummer doet wel wat denken aan 'Mother Sky' van Can, waarbij het werk van Can-bassist Holger Czukay ook een zeer dominerende rol had. 'Nightcrawler' is vervolgens weer heerlijke ranzige spacerock met veel feedback en vreemde achtergrondgeluiden. 'Sweet Helicopter' combineert vervolgens weer garagerock met een stevige dosis psychedelica. Net als de al eerder genoemde band Pavement houdt ook Thee Oh Sees van onvoorspelbare melodielijnen uitgevoerd met krakkemikkige orgeltjes en piepende en krakende versterkers. Het rammelt aan alle kanten maar staat tegelijk als een huis.

'Tunnel Time' begint als een lekkere sixtiespunk-rocker maar verrast de luisteraar tijdens de solo met wazige synthesizergeluiden die doen terugdenken aan het werk van Ralf und Florian, de voorlopers van het latere Kraftwerk. Het is een liedje dat ook zo als obscure sixtiespunkklassieker op een Pebbles-elpee had kunnen staan. Met het ingetogen 'Minotaur' komt dan na bijna 40 minuten een einde aan dit intense album en krijgen we en passant ook nog wat goede raad van Dwuer mee:
"Men get sick.
Of their work.
Each and every day.
There is no cure.
Except to stay.
Stay home today.
And go to the beach instead.
"
Ben je in de stemming voor een stuk avontuurlijke muziek, dan is dit nieuwe album van The Oh Sees zeker een aanrader.