'Ik wil dat je het lijk wegwerkt'

Dreigend hing hij over hem heen. Met een hand drukte hij hem tegen de grond. Zijn duim drukte tegen het strottenhoofd van de man die onder hem lag. De onderste man spartelde. Hij probeerde zijn belager van zich af te duwen, maar hij was te sterk. Wanneer de onderste man te veel bewoog, voerde de belager de druk op het strottenhoofd een beetje op.
Ineens had de bovenste man een mes. Waar hij het vandaan haalde was niet te zien. Maar hij hief het hoog boven zijn hoofd. De lamp weerkaatste in het blad.

De man die onder lag stak zijn handen in de lucht. Ten teken van overgave. Hij stribbelde niet langer lijfelijk tegen. Nu zijn overmeesteraar een mes had, veranderde zijn woede snel in angst. De man die bovenop hem lag was vele malen sterker dan hij. Ze waren altijd vrienden geweest, dacht hij. En nu werd hij door die zogenaamde vriend bedreigd met een mes. Een gemeende bedreiging, aan zijn blik kon hij zien dat zijn vermeende vriend niet bang was om het mes te gebruiken. 

‘Wat wil je van me? Echt? Wat kan ik voor je doen?'
‘Ik wil dat je het lijk wegwerkt.'
‘Natuurlijk, natuurlijk.'
‘Zo snel mogelijk.'
‘Je hebt gelijk.'
‘Je gaat hem niet begraven. Zoveel energie gaan we niet besteden aan die rare vogel.'
‘Hij is geen rare vogel. Ik hou van hem. Ik wil hem begraven.'
Hij wist niet waarom hij dat zei. Waarom zei hij zulke dingen terwijl hij met een mes bedreigd werd? Het schoot uit zijn mond. Heel even sloot hij zijn ogen. Toen hij ze weer opende, zag hij het mes naar beneden schieten. Hij gilde toen het mes zich in zijn hals boorde.

Eerder
‘O mijn god. Kijk hem dan. Hoe hij daar ligt. Hij wordt al koud. Zijn kleur verandert.'
‘Ja. Die dingen gebeuren.'
‘Harteloze klootzak.'
‘Wat zeg je daar tegen mij? Wát zeg je?'
‘Niks, laat maar.'
‘Ik ga hem begraven. Ik wil hem begraven.'
‘Dat is onzin. Daar ga je niet aan beginnen. Weet jij wel hoe diep je hem moet stoppen wil je dat ze hem niet vinden?'
‘Wat dan? Wat moeten we dan?'
‘Jij! Ik hoef helemaal niets. Maar hij past in de container.'
‘Ik kan toch niet zomaar... ik bedoel.... Hij kan toch niet zo in de container.'
‘Wat loop je toch te zeiken.'
‘Hij is dood man!'
‘Moet ik het doen?'
‘Nee, je blijft van hem af! Blijf met je poten van hem af.'
‘Geef hier. Ik werk hem weg.'
‘Nee, dat doe ik. Ik wil hem begraven. Blijf van me af. Wat doe je?'

Een krap jaar daarvoor
‘Hoe heet hij?'
‘Tony.'
‘Best een stoere naam.'
‘Klinkt maffiosi hé.'
‘Tony de Snavel.'
‘Haha. Ik heb een mooie kooi op de kop weten te tikken, bij de kringloop. Nog in prima staat en met mooie ronde vormen. Ik moet alleen nog even zo'n schommelstokje kopen. Het is gek, hoe snel je je hecht aan hem.'


(Een 57-jarige inwoner van Groningen is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar. De man had in zijn woonplaats een kennis in de hals gestoken tijdens een ruzie over de begrafenis van een dode parkiet. Het slachtoffer zag zijn parkiet in oktober dood in zijn kooitje liggen. Hij wilde het diertje begraven, maar de verdachte vond het beter het stoffelijk overschot in de vuilnisbak te gooien.
De man is door de rechter veroordeeld tot twee jaar celstraf wegens poging tot doodslag)