Pensioen, eerste week

Mensen, dit was een heel rare week. Ik kon voor het eerst in lange tijd buiten de vakanties mijn dag plannen zoals ik dat wilde. Overlegje met mijn gade: zullen we gaan koffiedrinken in de kersenboomgaard in Cothen? Wie weet tref ik de eigenaar en kan ik weer gaan kersenplukken. O ja, even de Buienradar bekijken, want ik wil veel motorrijden maar de carburateurs van de motorfiets moeten ook worden gereinigd. Dat kan het best in een regenachtige periode als ik toch niet rijd. Ik was jarenlang gewend om even voor achten weg te rijden naar Arnhem om daar aan de Hogeschool een lesje wiskunde te geven. Dat was deze week de laatste keer het geval; na deze week is ook dat afgelopen. Na thuiskomst even de afgenomen toetsen nakijken en de cijfers doormailen. Klaar, volgende week alleen nog mijn laptop, sleutels en pas inleveren en dan is het echt afgelopen. Op naar een nieuwe levensfase.

Maar raar blijft het. Heel vaak zal iemand naar dit ogenblik hebben uitgezien, maar bij mij was dat niet zo. Ik hoor bij dat vrij zeldzame slag docenten dat lol heeft in zijn werk en zich lichamelijk prima in staat voelt om nog een poos door te gaan. Het rare is dat het ABP voorziet in langer werken, maar de werkgever geeft iedereen met 65 jaar ontslag. Om soms een paar maanden later de docent weer voor een paar tiende fte terug te vragen. Gewoon omdat er opeens een hoeveelheid expertise is weggevallen en dat toch problemen oplevert. Ik zie wel hoe het gaat uitpakken. Voorlopig zie ik om naar een beetje praktische invulling van mijn vrije tijd. Dat zal wel uitdraaien op bijles geven in rekenen en wiskunde. Ik schat dat ik heel wat PABO-klantjes van dienst kan zijn. Het rekenen bevindt zich in een staat van ontbinding en dat proces moet hoe dan ook tot staan worden gebracht.

De afscheidsreceptie, verleden week donderdag, was heel fijn. We hadden een hele reut mensen van buiten de school uitgenodigd en velen van hen maakten daadwerkelijk tijd vrij om me nog een keer de hand te schudden. Op school zelf had ik buiten de collega-docenten zowat alle hulptroepen uitgenodigd. Dus de meiden van de administratie, de receptie, facilitair, helpdesk, repro, happieslokkie. Die zijn veertien jaar lang heel goed voor me geweest, dus dat moest worden gememoreerd. Zij zijn uiteindelijk het hart van het schoolbedrijf, want zonder hun werk wordt het heel snel een onvoorstelbare puinzooi. De directie kan in bepaalde gevallen best een paar weken de hei op, de meiden zeker niet. Dank en hulde dus, in ruime mate toebedeeld door opa.

Aan de rooktafel buiten was me maanden tevoren al verzocht om er een gedenkwaardig evenement van te maken. Een handje en een sapje waren duidelijk niet voldoende. Dat heeft zijn oorzaak in het feit dat ik een aantal jaren geleden de hofnar van de school was en alles kon opschrijven in columns wat anderen slechts mochten denken. De oudere garde wist dat nog heel goed en eiste dus een speech. Jaja, u vraagt, wij draaien. Je hebt geen idee hoeveel voeten zoiets in de aarde heeft. Je hebt te maken met insiders en outsiders, van binnen en buiten de tent. Mijn familie inclusief broers en zwager wilde het graag meemaken. De meiden wilden iets anders horen dan de collega’s. En het moest ergens over gaan. Zonder bitterheid of rancune, dat hebben we al zo veel gehoord, daar is iedereen wel klaar mee. Maar wel een boodschap waar iedereen iets mee kan? Dat bleek nog een heel karwei.

Bert zou me helpen met een Powerpoint, zodat we wat filmpjes en zo konden inbreien in het verhaal. De filmpjes gingen over flash anzan, stunts die Japanse schoolkinderen uithalen met hoofdrekenen en waarvan wij westerlingen ons nauwelijks een voorstelling kunnen maken. Ook een paar zotte schilderijen van Marius van Dokkum over oude mensen pasten wonderwel in mijn verhaal. Maar de rest moest ook leuk worden. Onverwachte dingen om mijn zware verhalen hier en daar een pointe te geven. Of mensen op het verkeerde been te zetten. De titel van het verhaal was: “Als ik dictator was”. Volstrekt belachelijk voor iemand die door de meiden de GVR werd genoemd, die knakker uit een boek van Roald Dahl. Het gaf me echter wel de kans om de directie te confronteren met hun ivoren torens en hun onpersoonlijke manier van werken. Of om eens lekker te katten over de managerstaal.

Maar er moest nog iets bij en dat werden aforismen. Ik heb een selectie samengesteld van een paar honderd van die spreuken en tegeltjes. Serieuze die precies mijn mening weergeven, maar ook dingen die helemaal nergens op slaan. Ik liet het natuurlijk aan de luisteraar over om te bepalen wat wat was. Het helpt echt wanneer je een zwaar verhaal over betutteling door het departement verlucht met de mededeling: ‘’ooit moet er iemand geweest zijn die dacht: dat ding dat uit de kont van die kip komt, toch eens proeven.” Of in een ander zwaar betoog de wet van Archimedes-Bell: wanneer een lichaam wordt ondergedompeld in een bad, rinkelt de telefoon. En eerlijkheid kun je mooi verluchten met de kreet: gij zult niet stelen – de overheid duldt geen concurrentie. Of met die spreuk van Macchiavelli: niemand is intelligent genoeg om behoorlijk te kunnen liegen.

De serieuze stopte ik er ook tussen, spreuken die me op het lijf geschreven zijn.
De belangrijkste dingen in het leven zijn geen dingen.
Vertrouw nooit een statistiek die je niet zelf hebt vervalst.
Wie zich niet ergert maar zich verwondert, die wordt geen tachtig, die wordt honderd.
Wat kinderen wordt aangedaan zullen zij de samenleving aandoen.
Wat is je grootste kopzorg? Dingen die je nodig hebt of mensen die jou nodig hebben?
Wie nadenkt die twijfelt.
Getrouwd stel: Zei je iets? Nee, dat was gisteren.

Men vond het leuk, dus als ik weer de kans krijg om een toespraak te houden haal ik mijn voorraad aforismen zeker weer van stal. Maar die zee van zelf in te vullen vrije tijd, het blijft raar.