Ik zou het willen weten

Het is toch wel een aparte ervaring, om opeens passief en actief deel te nemen aan de bestrijding van een ziekte in je eigen lichaam. In de tientallen jaren dat ik getrouwd ben was dit altijd passief, want dan was er iets met mijn vrouw aan de hand, of met een van de kinderen. Er werd dan hulp, steun en bemoediging van mij verwacht. Als het geliefden van je betreft is dat heel makkelijk en het geeft ook nog een positief gevoel. Maar nu was dat opeens heel anders; na zestig jaar geen enkele operatie hebben moeten ondergaan was het opeens echt goed raak met eerst een mediastinoscopie – zoek het maar even op, dan weet u net zoveel als ik – en daarna een longoperatie waarbij een longkwab met een tumor erin werd weg gehaald. Daarna dertig keer radiotherapie, half juli de laatste keer. Ik wacht nu op de ct-thorax, half oktober om te horen of alles echt schoon is. Ik denk het wel, maar zeker is het vooralsnog niet.

Het contact met kennissen en familieleden die ook kanker hebben of hadden is heel anders geworden, want ik ben nu een van hen. Ik weet ervan, zogezegd. Ik hoor ze aan, over hun houding ten opzichte van hun ziekte en hun kansen op overleven. Hoe hun leven is veranderd, wat ze nu anders doen, wakker geschud als ze zijn door die onheilspellende tijding. Wat ze van hun artsen horen, maar vooral wat ze niet horen. Ik vraag of ze zelf op zoek gaan naar meer wetenswaardigheden over hun ziekte, wat ze aannemelijk vinden en verstandig om na te volgen of in ieder geval verder uit te diepen. Wat ik heel vaak vraag is of ze niet verwonderd zijn over de therapie die voor alle patiënten met dezelfde ziekte precies eender is. Alle behandelingen zijn per aandoening in een protocol gevat, en dat wordt heel secuur nageleefd. Enige ruimte daarin is voor de behandelend arts nauwelijks meer te bespeuren. Ik denk dan ook dat ik een aantal onderzoeken en tests heb ondergaan die voor een ervaren arts overbodig, voor mij belastend en voor de verzekeraar kostenverhogend waren. Maar goed, protocollen zijn er juist om omissies en fouten te voorkomen, dat is het positieve aspect ervan. Maar avonturieren en onderzoeken, een beetje met trial and error je doel bereiken en de zaken stroomlijnen, naar de patiënt kijken en daarop je beleid aanpassen, dat is er voor de hedendaagse arts niet meer bij. Net als in de bouwkunde wordt het in de gezondheidswereld steeds meer Lego. Maar dan wel precies volgens de bijgeleverde handleiding. Eigen initiatieven, hoe logisch en zinnig ook, leiden tot sancties.

Wat ik heel vaak zie is logisch en begrijpelijk; men gaat na de diagnose eens naar zijn manier van leven kijken. Is men wel gezond bezig? Is de boel in de loop van de tijd niet ontspoord? Te dik? Te veel stress? Slechte conditie? Verslavingen? Bij mij was het meeste eigenlijk wel in orde, want ik was al een jaar flink aan het afvallen, en mijn slechtere gewoontes waren niet opzienbarend of levensbedreigend. Maar bij veel mensen zal dat heel anders zijn, en is er reden om met een nettere levenswijze de vooruitzichten op genezing te verbeteren. In het buitenland is het vaak gewoonte om operaties die even kunnen wachten af te laten hangen van de conditie van de patiënt; pas wanneer die in orde is wordt er geopereerd, wat gevolgen heeft voor het aantal ligdagen en de tijd die de genezing in beslag neemt. Hier te lande heb ik daar nog weinig van gemerkt. Met name bij kanker lijkt me dat toch echt wel een punt van overweging. Kanker heb je niet alleen maar in je long, je hele lijf is ziek. Of liever, het voelt ziek. Alles hangt samen met al het andere, en dat is de holistische benadering van de geneeskunde. Een regulier arts is op dat gebied niet onderlegd, pas de laatste jaren wordt in de opleidingen een beetje aandacht aan die zienswijze verleend.

Dat vind ik vreemd. Stel dat mijn vrouw precies dezelfde diagnose krijgt als ik. Er zijn weinig mensen die zo totaal verschillend zijn als wij tweetjes, zowel fysiek als geestelijk. Toch krijgen we volgens het voor longkanker geldende protocol exact dezelfde behandeling. Daar moet dus een wereld te winnen zijn. Het kan niet anders dan dat de behandeling, uitgaand van onderling volkomen afwijkende fysieke en mentale kenmerken op beide mensen totaal verschillend uitpakt. In het ziekenhuis is wel veel verbeterd: men is persoonlijker en vriendelijker, de blinde darm van kamer 6 is er niet meer. De patiënt treedt veel meer op de voorgrond, maar holistisch is dat nog helemaal niet. En daar komt de zogenaamde complementaire geneeskunde om de hoek kijken. Je kunt bij heel veel zaken grote vraagtekens zetten, maar je wordt als hele mens bekeken en behandeld. En vaak gaat de hele boel grondig op de schop: men gaat anders kijken naar voeding, vitamines en mineralen. De zienswijze dat kanker een gebreksziekte is vindt steeds meer ingang, dus probeert men de gebreken op te heffen.

Met resultaat, dat is niet meer uit te poetsen door Big Pharma. Denk aan THC en CBD die steeds meer ingang vinden. Het is inmiddels zo dat Big Pharma in de VS de productie van deze stoffen verbiedt, zogenaamd omdat ze zelf in die richting onderzoek aan het plegen zijn. Beide stoffen worden onder de narcoticawetten verboden verklaard. Volstrekt krankjorem, met name voor CBD dat allang niet meer uit cannabis wordt gemaakt, maar uit gemodificeerde soorten hennep, de plant waar men ook linnen uit maakt en heel veel andere producten. Het genezende effect van deze stoffen, goedkoop en zonder veel bijwerkingen komt de medische industrie slecht uit, reden om via de regering dit soort maatregelen uit te laten vaardigen. De winstmarges mogen niet in het gedrang komen, en aan gezonde mensen hebben ze niks. Hoe meer je leest over de handel en wandel van deze tak van industrie, hoe meer je ervan walgt. Het gevolg is dat veel mensen, ook wanneer ze uitbehandeld zijn, hun toevlucht nemen tot andere dingen.

Je kunt dan twee effecten zien: de ene mens laat zich behandelen met therapieën die hem zich beter laat voelen en die weinig of geen medisch effect laten zien. De andere neemt zaken tot zich die de gezondheid effectief beïnvloeden, en daarvan zijn er vele, alle afkomstig uit de natuur. Het staat inmiddels voor veel mensen vast dat er middelen zijn buiten de apotheek om die het leven van een kankercel heel onprettig kunnen maken. Het is heel beschamend dat ze niet aan hun behandelend arts zeggen wat ze verder doen om hun gezondheid te bevorderen, bang als ze zijn voor dedain en afwijzing. Maar, zoals eerder gezegd, dit soort zaken wordt met de hele mens in verband gebracht. Als men zich beter en strijdbaar gaat voelen, zo van: kom maar op, rotziekte, je heb mij echt niet meteen tussen zes plankjes liggen, dan is er heel veel winst gemaakt. Zoveel is behandelend artsen wel duidelijk. Een opgewekt, strijdbaar mens heeft veel betere kansen dan iemand die passief alles over zich heen laat komen en zich voorbereidt op een slecht, spoedig uiteinde.

Als ik oncoloog was zou ik dat toch willen weten. Wanneer er een vertrouwensrelatie is met de patiënt zou ik vragen wat ze zelf aan hun manier van leven en eten doen om de behandeling naar een beter niveau te tillen. Afvallen en bewegen, stoppen met veel roken en drinken, stress vermijden, vitamines, mineralen, voor mijn part zwarte komijn, gember, kurkuma, natriumbicarbonaat, mycotherapie, THC-olie, CBD, alles zal langskomen. Sommige vaak, andere minder vaak. Ik zou kijken wat het met de persoon doet, hoe hun houding tegenover hun ziekte verandert, en mijn bevindingen gedurende een lange periode in een persoonlijk file bijhouden. Natuurlijk niet in de status van de patiënt, want dan breekt waarschijnlijk de pleuris uit. Maar als oncoloog ben ik in de unieke gelegenheid om heel veel gegevens bij te houden, van heel veel mensen met kanker, en al die dingen ook nog eens te correleren. Ik weet zeker dat er heel veel dingen uitkomen die niet met een regulier, allopatisch ziektebeeld te verenigen zijn, maar wel positief.

En dat strookt precies met mijn persoonlijk credo, uit Spreuken 17:22, SV:
“Een blij hart zal een medicijn goed maken, maar een verslagen geest zal het gebeente verdrogen.”
Ik zou het willen weten.