Minuutje Stilte

Precies drie jaar geleden kregen alle leden van mijn vereniging een rouwmail binnen van het bestuur. Ons werd medegedeeld dat één van de bijna tweeduizend leden die nacht zijn auto had geparkeerd tegen een boom. Op de vereniging werd een condoleanceboek neergelegd waarin iedereen zijn of haar medeleven kon betuigen. Bij wijze van rouw ging de vereniging een week lang dicht en werden alle activiteiten, waaronder het driedaagse feest van mijn dispuut, gestaakt. Ik kende de jongen half.
Deze week werden ontvingen wij een soortgelijk bericht. Iets andere oorzaak, iets andere jongen en een iets ander geval, want deze jongen was inmiddels geen lid meer en dus zou de vereniging niet sluiten. Maar hetzelfde fatale einde aan een jong leven, van iemand die ik in dit geval helemaal niet kende. Nu ik dit zo opschrijf, slik ik ongemakkelijk langs het brok in mijn keel en zijn mijn gedachten vooral bij de nabestaanden. Maar toen ik de mail voor het eerst las, sloeg mijn hart over en waren mijn eerste gedachten de volgende: 1. Gelukkig sluit de vereniging niet en gaan het feest van mijn dispuut gewoon door. 2. Gelukkig voor mij heeft die jongen zich op tijd uitgeschreven. 3. Wat zeggen die twee eerste spontane gedachten over mij en mijn empathie met anderen, ook al ken ik ze niet?

Koninginnedag 2009. Koninginnenach was zwaar geweest, heel zwaar. Om zeven uur ’s nachts kwam ik thuis en om tien uur ’s ochtends werd ik wakker met het gevoel waarmee ik vroeger altijd wakker werd op mijn verjaardag: het is het begin van dé dag van het jaar waar je ieder jaar naar uitkijkt, vol spanning van wat de dag zal brengen, ook al heeft de dag je nog nooit teleurgesteld.
Adrenaline begon op Koninginnedag 2009 goed aan het gevecht met de brakheid, maar had de hulp van een douche en een flesje bier nodig. Op weg naar de douche vroeg een huisgenootje mij of ik al iets van Apeldoorn had gehoord. Ik kreeg haar verhaal half mee en meer dan half wilde ik het ook niet meekrijgen. Ik wilde gewoon feesten tot in de late uren.
Heel laat werden de uren niet. Landelijk werden meer en meer activiteiten afgelast, vanwege de gebeurtenis in Apeldoorn. Het land ging in rouw, uit respect voor de doden. Het land moest in rouw. Toen ik een dag later - frisser dan ik had gewild – op de televisie zag waarom, vroeg ik mij af waarom.

Het verlies van een dierbare. Een schrokkende gebeurtenis. Het zijn situaties die iets met de meeste mensen doen. Die ze verdrietig maakt. Van slag. Die ervoor zorgt dat hun hoofd even niet naar een feestje staat. Die ervoor zorgt dat ze liever even de klap verwerken, in rust, alleen of met mensen die dezelfde pijn voelen. Die dezelfde klap moeten verwerken.
Maar wordt die rouw er beter op, wanneer ook mensen mee gaan doen die helemaal die pijn niet voelen? Mensen die maar amper die schrok  voelen? Mensen die zichzelf er van overtuigen dat ze de leuke dingen in het leven maar even moeten laten voor wat ze zijn, ‘uit respect’. 
Ik kende niemand die dag in Apeldoorn.  Ik kende die jongens van mijn vereniging niet, of nauwelijks. Ik had zelf niet het gevoel dat ik liever niet zou feesten die dag, die week, want ik voelde die pijn niet. Mijn rouw zou nep zijn geweest.  Moet ik dan maar doen alsof? Zoals zo velen naar mijn idee doen alsof, al zullen ze dat nooit laten blijken. Want dat is niet gepast.

Ik moet er vaak aan denken wanneer iemand in Duitsland een school overhoop schiet, of wanneer iemand in België iedereen in een kinderdagverblijf neersteekt. Die landen zijn dan massaal ‘in rouw’, volgens onze nieuwslezer. Ik denk dan aan mijn Duitse of Belgische equivalent, hoe die op dat moment ergens in een bar zit, met vrienden, waar hij het even heeft over de gebeurtenissen in zijn land en daarna gewoon weer over neuken.
Ik moet er vaak aan denken als er voor een voetbalwedstrijd een minuutje stilte wordt gehouden. Tweeëntwintig jonge jongens die een minuut lang met de handen in elkaar, en de koppen naar beneden, in een kring om de middenstip staan. Ze zwijgen. Ze denken. Waar denken ze aan? Aan dat clubicoon van negentig die in zijn slaap is overleden? Die zij nooit hebben gekend, zeker de uitploeg niet? Of aan de wedstrijd die gaat komen, aan een liedje dat ze leuk vinden of gewoon een minuut lang aan helemaal niets? Een minuut zijn ze stil. Een minuut is heel het stadion stil. Uit rouw voor wie pijn voelt. Uit respect voor degene die de pijn voelen. En daarna weer gewoon wat iedereen het liefste wil doen: voetballen.

Ja, het maakt indruk dat een jong persoon die deel uitmaakte van eenzelfde vereniging overlijdt. En ja, het maakt indruk dat een landelijk feest verpest wordt door iemand die met zijn auto de menigte in rijdt. Het is mooi dat daarbij wordt stilgestaan. Lang en puur door de intieme kring, kort uit respect door het grote verband.  Oprecht.
Mijn laatste gedachte bij het lezen van de mail is een tijd blijven hangen. Wat zeggen de eerste twee spontane gedachten over mij en mijn empathie met anderen? Ik hoop niet veel slechts. Maar ondertussen blijf ik vooral blij dat de feesten doorgaan deze week. En dan zal ik bij mijn eerste biertje een minuutje zwijgen en denken aan de dierbaren van de jongen die ik zelf nooit heb gekend.