Koorts en man-vrouwdingetjes

En dan is het zover deze week. Ook ik ontkom er niet aan. Net als de rest van Nederland. Griep. Van het venijnige soort, dat zich maar één keer in de zoveel jaar voordoet. Bij mij tenminste. En dat is maar goed ook, want niet gewend aan al te veel lichamelijke ongemakken, kan ik er slecht tegen als mijn lichaam niet doet wat ik wil. En het komt nooit goed uit: koorts en andere ellende. Er moet nog zo veel gebeuren deze week.

Een column schrijven bijvoorbeeld. Voor vanavond. Maar als de wereld zich beperkt tot je bed, dan is inspiratie lastig te vinden. Begrijp me goed: een leven in bed kan bijzonder aangenaam zijn. In het geval van een nieuwe liefde bijvoorbeeld. Maar als je door ziekte wordt gedwongen tot bedrust, dan is dat vooral heel erg saai en vervelend. Tel daarbij op dat mijn moede hoofd zich bij voorkeur vierentwintig uur per dag op een kussen bevindt en je begrijpt dat ook kranten, tijdschriften en televisie volledig aan mij voorbij gaan. Waar moet je dan in godsnaam over schrijven?

Nu wil het gelukkige toeval dat ik twee kinderen heb. Een jongen en een meisje nog wel. En dat ik dol ben op leuke man-vrouwdingetjes. Die juist in deze situatie goed zichtbaar worden. Want ziek zijn vraagt om zorgen. En dat doen ze. Allebei. Vol overgave. Op geheel eigen wijze. Dat dan weer wel.

Dochterlief ontpopt zich tot een ware Florence Nightingale. Resoluut en zonder het te hoeven vragen neemt ze huishoudelijke klusjes over. Zonder mopperen, wat op zich al bewonderenswaardig is, naar mijn bescheiden mening. Ze zet kopjes thee, schudt mijn kussen op, zet water en medicijnen op mijn nachtkastje, vlecht mijn haar voor de nacht en stopt me liefdevol in. En dit alles gebeurt met een rust en beheerstheid waar menig patiënt alleen maar van kan dromen. Een weldaad voor het zieke hoofd.

Rust en beheerstheid behoren niet direct tot de kwaliteiten van haar broer, als het op zorgen aankomt. Dat is me inmiddels wel duidelijk. Met bruut geweld dendert hij om de paar minuten mijn kamer binnen, waar ik pogingen doe om te slapen. Me voortdurend 'Van Velzen' noemend, een bijnaam die ik van hem heb gekregen sinds The Voice of Holland. Hoewel ik zeker weet dat ik met kop en schouders boven de echte Van Velzen uitsteek - ik heb hem twee keer mogen ontmoeten - zal dit vermoedelijk te maken hebben met mijn lengte. Of het gebrek daaraan. Naar Hollandse maatstaven tenminste. In zuidelijke landen val ik in het geheel niet op. Ach, ik vind ‘m wel leuk, die Roel. En het is altijd nog beter dan de vorige naam die hij voor me had bedacht: General Boobies.

Zorg volgens mijn zoon ziet er ongeveer zo uit:

08.30 uur: Hee Van Velzen! Wil je deze koekjes nog? Nee? Vind je het dan erg als ik ze opeet? 
08.32 uur: Van Velzen! Hier, je favoriete fruitdrankje. Vangen! (Ik zei nog zo: vangen, Van Velzen!) 
08.45 uur: Nou Van Velzen, dat is ook niet gezellig zo helemaal alleen. Ik kom je wel even vermaken. Armpje drukken?
08.52 uur: Zingend, met nepmicrofoon: Van Velzen, Van Velzen, ik vind het zo zielig voor jou! (En nu allemaal! I can’t hear you, Van Velzen!)

Ik ben blij als hij na een uurtje opgewekt richting school vertrekt met de geruststellende woorden: 'Half drie ben ik er weer hoor Van Velzen, dus je hoeft niet zo lang alleen te zijn.' Doodop van al dat puberjongensgeweld. Maar ook vrolijk, omdat hij me altijd aan het lachen maakt.

Vertederd en ontroerd bedenk ik me dat ik vanochtend misschien wel het grote nut van mannen voor onze wereld heb ontdekt. Humor, de lol erin houden, de boel opleuken. Maar dat het vrouwelijke zorgen minstens zo belangrijk is. De mensheid heeft het allebei nodig.

Ik generaliseer weer eens schromelijk. Mijn door koorts aangetaste hersenen trekken veel te grote conclusies. Proberen complexe vraagstukken misplaatst te versimpelen. Alsof ik op die manier grip probeer te krijgen op mijn griep. Misschien moet ik gewoon weer gaan slapen. Dat is voor iedereen het beste, wellicht.