Fuck Sarkozy!

Vorige week dinsdag ging ik gezellig met de trein naar Parijs, waar ik vijf geweldige dagen met mijn dierbaar nageslacht zou verblijven. Nu durf ik wel te zeggen, dat ik op een gepassioneerde manier geïnteresseerd ben in het wel en wee van mijn medemens. De oplettende lezer snapt natuurlijk al lang dat dit een verkapte manier is om te zeggen dat ik belachelijk nieuwsgierig ben. In de trein kun je wat dat betreft je lol op. En hoewel misschien wat onbeschaamd, heeft het wel degelijk voordelen. Je verveelt je geen moment en voor je het weet ben je op de plaats van bestemming. Het grootste pluspunt echter, zijn de kleurrijke ontmoetingen.

Als we al even onderweg zijn en het inmiddels donker is geworden, sta ik met kinderen en bagage in het halletje tussen twee treinstellen. Te wachten op wat komen gaat. Een donkere jongen met een bijzonder indrukwekkende dranklucht om zich heen, komt me gezelschap houden. Hij begint zonder verdere inleiding tegen ons aan te praten. Over zijn vaderland (Somalië), over Nederlanders (allemaal ratten) en over het leven in het algemeen. Maar bovenal oreert hij over moeders, voor wie hij een immens respect blijkt te hebben. Die van hem is overleden toen hij twee was, vertelt hij zichtbaar aangedaan. Terwijl hij een fles sterke drank onder zijn trui vandaan tovert, drukt hij mijn kinderen op het hart om altijd naar mama te luisteren. Omdat mama de baas is. Omdat ze respect moeten hebben voor mama. Hij zet me zonder meer op het onvolprezen moedervoetstuk.

Ondertussen doet hij verwoede pogingen om zijn dronkenschap naar een hoger plan te brengen. Ik kan het niet laten en maak gebruik van mijn heilige moederstatus. ‘Je moet niet zo veel drinken’, zeg ik. ‘Dat is niet goed voor je’. Dat weet je best’. Hij kijkt stil voor zich uit. Even ben ik bang dat hij boos wordt. Dan kijkt hij me aan, met tranen in zijn ogen. ‘Ik weet wat je zegt, lalt hij met dubbele tong. ‘maar weet je, het leven is niet makkelijk’. De uitspraak ontroert me. Als wij uitstappen, wil hij ons helpen. Hij begint met zijn dronken hoofd alle in het halletje aanwezige koffers op het perron te zetten. Ik weet hem er net op tijd van te overtuigen, dat het hier werkelijk waar niet onze koffers betreft en spoor hem aan om ze als de bliksem weer in de trein te zetten. Wat hij braaf doet. Ik ben een mama tenslotte. Daar moet je naar luisteren. ‘Het leven is niet makkelijk’. Zijn woorden dreunen na in mijn hoofd. Realiteit voor heel veel mensen. Helaas.

Eenmaal in Parijs wordt dit nog eens pijnlijk duidelijk. Ons hotel bevindt zich tegenover Gare du Nord. Niet direct de meest florissante wijk van Parijs. Het aantal clochards is enorm. In groepen zitten ze bij elkaar op straat, naast stapels dekens en flessen drank. Voor het hotel waar we logeren, zit ‘onze zwerver’, zoals we hem al snel noemen. We raken aan hem gehecht en missen hem zelfs als hij even niet op zijn post aanwezig is. ‘Fuck Sarkozy!’, horen we hem voortdurend roepen. De rest van de tijd, voert hij hele gesprekken met zijn tweede persoonlijkheid. Een schizofreen is nooit alleen. Dat blijkt wel weer. ‘Hoe zou het met onze zwerver zijn?’ vragen de kinderen me elke dag, sinds we thuis zijn. Ik denk dat we het antwoord alle drie wel weten.

De kinderen zijn sowieso diep onder de indruk van zo veel armoede. Er wordt wat afgebedeld. Mensen met één of helemaal geen benen, moeders met kinderen, zielige oude mannetjes: allemaal willen ze een beetje van je geld. Als we op een middag gezellig wat knabbelen bij één van de vele McDonald's-en die de stad rijk is, loopt een meisje van een jaar of negen langs alle tafels om te vragen of ze ook wat mag. Omdat ze zo’n honger heeft. Klein en smoezelig is ze. Met holle ogen. Nu al. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat er zo veel mensen buiten de boot vallen in een land dat zichzelf als welvarend bestempelt? Dan gaat er ergens iets op een gruwelijke manier mis. Dat kan toch niet anders?

Bij thuiskomst is de koelkast rijkelijk gevuld door mijn ouders. De kat ligt dik en voldaan op de bank. Hij knijpt zijn oogjes tevreden toe. ‘Het leven is zo slecht nog niet’, hoor je hem denken. En dat is waar. Niet voor ons in ieder geval. Maar de mensen voor wie het leven niet makkelijk is, gaan onophoudelijk door mijn hoofd. Ik schaam me voor ons massale onvermogen om iedereen op aarde een menswaardig bestaan te bieden. En hoewel ik de Franse president zeer beslist niet verantwoordelijk wil houden voor alle ellende in de wereld en in zijn land, is de uitspraak van ‘onze zwerver’ voor mij symbool geworden van uitzichtloosheid. Van onmenselijkheid. Van wanhoop. Ik kijk uit het raam van mijn behaaglijke huis en zeg de woorden eerst zachtjes en dan steeds een beetje harder: ‘Fuck Sarkozy!’