Het tegoed van de schrijver
Schrijven heeft zijn beperkingen. Een schrijver kan niet op een brug boven de autostrade zijn tekst scanderen of zijn gedicht voordragen, daarvoor moet hij naar de grote markt als predikant. Hij kan letters en woorden aan elkaar knopen als geen ander, maar daar stopt het veelal. Hij is geen predikant, hij is de schrijver die schrijft waarover de predikant predikt. Dat maakt het sommige schrijvers bijzonder lastig, want in bijna elke schrijver schuilt een activist, die meer wil kunnen zijn dan datgene waar hij in uitblinkt. De schrijver wil buiten zijn tekortkomingen en een schouderklopje zien en voelen dat zijn woorden niet buiten beschouwing gelaten worden.
Schrijven doe je met een boodschap, anders schrijf het niet goed. Schrijven doe je soms ook goed tijdens de boodschap, maar buiten beschouwing gelaten. Als het niet goed schrijft, staakt het schrijven. Ook alles wat vervelend is, doe je beter niet. Hoe lastig het ook mag zijn voor je omgeving, geef geen krimp en doe het niet. Alles waar je geen goesting in heb, doe je niet. Regel nummer één en één van de zovele. En al speelt het in je nadeel, sociaal en daarbuiten, de weg naar een zorgeloos leven is niet gemakkelijk, maar omdat je geen ‘bad energy’ meer bent voor jezelf en je omgeving, na het maken van deze keuze, komt de poort naar revelatie in zicht. Respect niet afgedwongen, maar verworven door tijd. En wanneer het water troebel is en moeilijk bevaarbaar, tot aan de kade geraken is waar het op aankomt dan. Zonder teveel zoute borrels bij je kameraden geraken en borrels vervangen door lekkere frisse pils.
Ik weet dat altijd, ook voor ik hier mocht schrijven, mijn hoekje van geluk vol met blaadjes papier ligt, waar kernwoorden, oneliners en politieke thema’s opgeschreven staan. Zoals ‘Rusland kusland’. Kus mijn kloten land. Of ‘Verkiezingen 2014’. Verkiezingen? En ‘we kunnen niet in het wit schrijven, toch?’, ‘Turkey Tail’ en ‘op zijn terrein is de rest verschillende maten te klein’, en beter nog ‘belonen van het verkleinen van je ecologische voetafdruk’ en ga zo maar door. Maar toen stopte het gekrabbel van oneliners, mooie titels en politieke thema’s op post-itjes. Vanaf toen mocht ik een hele pagina volschrijven en vrijuit mijn ding doen. Gedaan met rondslingerende papiertjes , wannabee manifesten en gedichten, ik was vanaf toen immers columnist. Ik mocht schrijven wat ik wilde en doen wat ik wou, maar het waren enkel woorden, en woorden alleen, daardoor kom je er niet gauw. Het was veel meer dat ik wilde, zoals de straat opgaan. Ik wil mensen bij hun schouders pakken, door elkaar schudden, en hun vertellen ‘je verdient dit allemaal, jullie verdienen een oplawaai’.
Aanvaard je status is ook een regel. Als je bekijkt wat er binnen vier miljoen jaar van je overschiet in de aardkorst, mag ik hopen dat mijn korreltje kalk, opgegraven misschien door één of ander hyperintelligent reptiel met een laserbeiteltje, mijn kennis uit de kalk kan vergaren. Meer kennis dan een korreltje kalk valt er op dit moment op dit Aardklootje toch niet te vergaren, behalve dan die laserstraat. Niets meer dan een korreltje kalk stelt mijn status voor op deze moment. En wil ik het daarbij laten? Ik dacht het niet. Misschien zorgen woorden ervoor dat ik de gewichtloze Tesla van Elon Musk achterna kan en parkeer hem dan terug op zijn oprit. No more Junk en de grootste ogen ooit.
De schrijver zit op een groot ei, en hij mag het met alle gerelateerde zaligheid verder uitbroeden, genietend van een warm nest. Alleen is zijn ei zo groot. Het gaat nog net, maar het wordt koud en het ei moet nog een tijdje. Nu of te wel, geef ik het op en laat het ei aan de mensen, en laat ons heerlijk collectief het ei bewonderen, in een schaal klaargelegd om daarna door elkaar geklust als omelet te eindigen. Of anders, broed ik het zelf uit, al duurt het dan een beetje langer, maar dit kipje hier, heeft al enkele jaartjes doorstaan, het heeft haar Easter-Eggje goed verstopt en als het uitkomt. Als het uitkomt, dan hoor je me weer.