Ons geroezemoes

“Zijt nu stil, én luister!” zei ik met mijn luidste fluisterstem. “Hij heeft iets te vertellen hoor!” Niet alleen mijn beste maat begreep mijn gefluister, het geroezemoes in heel de menigte stopte evenzeer. Er vloeide een spoor kippenvel over heel mijn lichaam en ik zocht terug de ogen van de welbespraakte.

Diezelfde dag een uurtje voorbij het ochtendgloren verlichtte de eerste zonnestralen mijn kleine kamertje. Mijn vol prut gelopen ogen trokken zich open en ik kwam rechtzitten op de rand van het bed. Net zoals baby’tjes het doen wreef ik nog met het derde kootje van mijn wijsvingers zandmannetjes werk uit mijn ogen. Ik zocht in mijn binnenste of het er nog was, of ik het nog niet kwijt was en gelukkig was het er nog. Het ging me nog van pas komen vandaag. 

Ik schoot een broek en een T-shirt aan, neuriede de trap af, deed mijn plasje en wasje, kwam een kattebelletje ‘Naar de vrijdagsmarkt’ tegen, groette de diertjes des huizes, zes katten en drie honden, at een bord cornflakes en trok geen jas aan want het was een heerlijke zomerse dag.  Het plan vandaag was naar de stad gaan met de bus, nieuwe schoenen kopen in dé skatewinkel van Antwerpen in een zijstraat van de Meir, terugkomen en met de scooter naar Roosendaal vertrekken. Maar ik moest niets, ik moest enkel genieten van het leven en waarmaken wat ik net allemaal gedacht had.

Mijn scooter zette ik achter de winkel van een beste maat. De bus kwam perfect op tijd. Ik kreeg het beste plaatsje in de schaduw met een briesje van het openstaande dakluik. Controleurs stapten op, koud zweet bleef me bespaard want ik had betaald. Overal waar m’n blik zich op richtte zag ik iets goeds, ik zag enkel maar opbeurende en fleurige taferelen. Iedereen had een glimlach op zijn gezicht, was met iets leuks bezig of deed iets goeds voor een ander. Ik beleefde PAX Flandria in volle glorie, alsof ik in een Bijbels verhaal terechtgekomen was. Ik nam de trap richting metro en op de tussentrap zat een jongeman op zijn knieën een huwelijksaanzoek te doen en beide partijen straalden. Op de Meir sprak het mooiste meisje van de wereld mij aan en verkocht me een lidmaatschap bij de boekenclub, waar ik dan vooral dvd’s zou bestellen, helemaal goed want ik moest mijn identiteitskaart bovenhalen die in mijn met honderden euro’s gevulde portefeuille zat. Ik kon en mocht het mooiste meisje van de wereld mijn rijkdom laten zien. Ik kon ze versieren maar deed het niet, ik hield me aan de planning en stapte richting zijstraat. Ik kocht de mooiste skateschoenen aan de helft van de prijs, de laatste uit de reeks en exact mijn maat.

Alles ging goed, alles ging perfect en ik genoot van elke seconde. De rit van de stad was even mooi als de rit ernaartoe. De buschauffeur groette elke passagier die afstapte “Tot ziens en fijne dag!”, zei hij telkens opnieuw met zijn vriendelijke Nederlandse stem. Ik riep ‘Tot ziens’ terug en aangekomen achteraan de winkel van mijn beste maat nog even bijgepraat en plannen voor die avond gemaakt, scooter ingang gekickt en met de zonnestralen richting Roosendaal vertrokken, daar de routineklus geklaard en met een ons of vijf lekkere ganja van Christiana terug over de gewone baan richting Voorkempen.

Het enige wat die dag niet meezat was het motorisch gedeelde van de scooter, het feit dat de kruklagers versleten waren en de cilinder zelf warm was aangelopen. Het ding reed nog, maar na een dikke honderd kilometer kreeg het toerental last van een bipolaire storing en van tachtig per uur ging ik naar twintig en terug naar vijftig, tachtig, twintig en zo heel de tijd, up en down. Ik was bijna thuis, nog een paar straten toen plots een donker blauw Renault Espace-achtig voertuig mij voorbijreed, mij klemreed en dwars over de baan stopte. Ik dacht wat krijgen we nu! Ik rij bipolair voorbij de auto en de chauffeur smijt zijn voordeur open, stapt uit en wijst richting zijn borst waar het logo Politie Voorkempen opstaat. “Ik heb u wel zien rijden, gij dwaas, gij rijdt met een opgefokte brommer hé, ik rij al vanaf het vorig dorp achter u en ge hebt meer als tachtig per uur gereden, mag ik uw identiteitskaart eens zien.” “Godmiljaar, de vuile klootzak” dacht ik en stamelde “Euhm…” nog zo stoned als een garnaal. Ik kon niet anders dan heel braaf meewerken en hopen dat de folie rond mijn lekkers de geur kon verdringen. Gelukkig had ik een iets te grote regenjas aan, waar een dik pak weed niet echt in opviel.

Met mijn identiteit in handen stelde de eenzame flik buiten werkdienst, “gij volgt mij naar het politiekantoor, daar gaan we uw opgefokte scooter op de rollen zetten”, en maakte daarbij tevens ook drie procedurefouten bleek later in mijn voordeel. Wat die flik toen gedacht moet hebben van mijn bipolaire rijstijl, vraag ik me nog steeds af en als bij wonder liep het ding niet helemaal vast. Daar aangekomen, scooter op de rollen, negenentachtig per uur, dus mocht ik mijn smokkelmobiel afgeven en mee naar binnen gaan om een proces verbaal op te stellen. Men regenjas hing ik netjes over de stoel en zo kool en beleefd ik kon werkte ik mee aan het pv. Pv’tje netjes gehandtekend mocht ik beschikken en stapte met een dikke tweehonderd gram weed het politiekantoor terug buiten. 

Van het flikkenkot naar ons chillkot was een dik uur wandelen en werd als boetedoening aanvaard. Aangekomen in ons kot werd de buit verdeeld en het was vrijdag dus we gingen stappen en we gingen naar de stad met de bus en te voet over de Meir richting Grote Markt, waar we de zijstraat van de beste skateshop in Antwerpen passeerden. En daar op de hoek van de Meir en de zijstraat stond een zwarte man in het zwart gekleed op een grote steen de passage van een mooi verhaal te voorzien met de juiste woorden en een vrolijke dosis humor. En dit is allemaal geen smoes, hij trok ook onze aandacht en ons geroezemoes.