Ceci n`est pas un rêve

Het was een zaal zonder muren. Ramen waren er wel. En tot in het oneindige zag hij koppels een macabere wals dansen. Geen van deze mensen had een gezicht. De muzikanten waren nergens te bekennen. De muziek was er gewoon en de koppels walsten alsof ze er altijd zou blijven. Het ritme wisselde tussen zacht en deinend, hard en dreigend. In zijn hoofd wiegden grafzerken op de maat van de muziek.

Vanuit de menigte stapte een vrouw naar hem toe. Een prachtige dame. Ze had donkere haren en ogen. Haar huid was licht en stak af tegen de galajurk van scharlaken die zij droeg. Op haar schouder stond een streepjescode met de cijfers 9870003870061. Het was alsof al de vreemde symboliek in deze plek een natuurkracht was, een leefregel, net als de muziek. Hij besloot dat het allemaal niets betekende. Het was onbeduidend, niet relevant. Hij wilde maar een ding weten: Waar ben ik? Het was geen droom, dat wist hij zeker.

'Dansen?’
‘Ik kan niet dansen.’
‘Iedereen kan hier dansen. Jij ook.’
‘Zal ik het overleven?’

De “waar ben ik”-vraag bleef hangen in zijn keel. Hij kreeg hem niet over zijn lippen. Het voelde alsof hij geen controle had over wat hij zei en deed. Hij was een acteur die door zijn rol werd gespeeld.

‘Houd je van me?’
‘Ja.’
‘Wat maakt overleven dan nog uit?’

Ze reikte hem haar hand. De muziek zwol aan, werd weer hard en dreigend. Op de maat bewogen zij zich voort met de koppels zonder gezicht in een plek die geen plek was. Zij gingen richting een einde, dat er nooit zou komen. Maar het was geen droom. Dat wist hij zeker.