Het kerstgevoel van Judelief

Het is kerst. Columnisten delen hun kerstgevoel met jou. In deze column het kerstgevoel van Judelief.

Op de woensdag voor Kerst belt mijn moeder, terwijl ik mijn huis in kerstsfeer probeer te brengen met fel gekleurde lampjes en gouden engeltjes. Mijn vader is in het ziekenhuis opgenomen. Hij is ziek. Al heel lang. Tegen alle verwachtingen in, gaat hij al zeven jaar succesvol de strijd aan met woekerende cellen en andere ellende. Zonder zeuren en bruisend van positieve energie. Met niet aflatende belangstelling en aandacht voor iedereen die hem lief is. Daar kunnen veel gezonde mensen nog een puntje aan zuigen.

Terwijl ik de lichtjes ophang denk ik aan mijn vader. Van alle kinderen lijk ik misschien nog wel het meest op hem. Ik erfde zijn koppige eigenzinnigheid, zijn bij tijd en wijle heftige emoties en zijn temperament. Maar ook zijn gulheid, zijn bereidheid anderen te helpen, zijn humor en zijn liefde voor taal. Mijn vader en ik begrijpen elkaar. Twee handen op één buik. Welke domme streken ik ook uithaal, stiekem moet hij erom lachen. Nog steeds. Omdat hij me begrijpt, denk ik. Of omdat hij me al lang niet meer serieus neemt, dat zou natuurlijk ook kunnen.

'The only man a girl can depend on is her daddy’, grap ik sinds jaar en dag. Maar een beetje waar is het wel. In mijn geval zeker. Welke man stapt zonder mopperen om vier uur ‘s nachts in zijn auto, omdat zijn al lang volwassen dochter haar huissleutels weer eens is vergeten. Mijn vader doet dat. Het enige wat hij vraagt als hij me de sleutels overhandigt is: ‘kind, ben je niet koud geworden?’

Als ik te druk ben, hoef ik maar één keer zielig te zuchten of hij staat voor mijn deur. Om me met raad en daad bij te staan. Boodschappen doen. Mijn kinderen de dag van hun leven bezorgen. Voorlezen op school, omdat ik er weinig tijd voor heb. Cadeautjes en verrassingen voor mij en mijn bloedjes. Urenlange boswandelingen. Wijze lessen. Mijn vader draait er zijn hand niet voor om. Ondertussen roepend dat het allemaal heus niet meevalt in de strijd tegen de coloradokever.

Met die laatste uitspraak ben ik opgegroeid. Hij gebruikt 'm te pas en te onpas. Het schijnt een kevertje te zijn dat enorme schade kan aanrichten aan de aardappelplant. Vroeger tenminste. Tegenwoordig hebben ze de rakker redelijk onder controle. En hoewel hij nog geen vlieg kwaad zou doen, noem ik mijn vader in gedachten vaak de coloradokever. Het beestje is me zo vertrouwd geworden, dat ik geen betere naam kan bedenken voor de man die mij heeft grootgebracht.

Ik kijk mijn inmiddels uitbundig versierde huiskamer rond en bedenk me dat al mijn kerstengeltjes dit jaar voor hem zijn. Kerstmis zonder de coloradokever zou niet hetzelfde zijn. Gelukkig hoeven we hem niet te missen. Dit jaar nog niet. Hij heeft me beloofd dat we ook volgend jaar Kerst nog niet van hem af zijn. Daar reken ik op. Omdat ik van hem hou en hij van mij. En omdat dat altijd zo zal zijn.