Het kerstgevoel van Alpeko
Het is kerst. Columnisten delen hun kerstgevoel met jou. In deze column het kerstgevoel van Alpeko.
De kerstdagen breng je door met je dierbaren. Maar wanneer ik in de dagen voor kerst alleen thuis op de bank zit en de woonkamer slechts wordt verlicht door kaarslicht en de lampjes in de kerstboom, dan denk ik aan degenen die er niet bij zullen zijn. Het is alsof je bij het van zolder halen van de kerstspullen de herinneringen aan vroeger er gratis bij krijgt. Hoe stoffiger ze worden, des harder ik poets om ze weer te doen stralen.
De opa en oma van mijn vaders kant verloor ik toen mijn wereld niet veel groter was dan de straat waarin ik woonde en Sesamstraat. Die herinneringen blijven dof, hoe hard ik ook poets.
De oma van mijn moeders kant verloor haar man, mijn opa, al ver voor ik bestond. Zij is in mijn herinneringen mijn enige grootouder. De kerstboom, de gedekte tafel, zelfs het tafelkleed zie ik voor me. Alsof ik zo weer aan zou kunnen schuiven om te beginnen met eten. Na het bidden dan want mijn oma was gelovig. Mijn beide ouders hadden het geloof meekregen van hun ouders. In die tijd begon de kerst altijd op de avond voor kerst met de mis. De weg van het ouderlijk huis naar de kerk leek lang. Als kind is alles veel verder. Nu had dat ook wel iets. Je moest niet naast God willen wonen. Zijn huis bezoeken moest een reis zijn.
Nu ik niet meer thuis woon kijk ik vanuit mijn slaapkamer neer op de kerk die als kind zo ver weg leek te liggen. Wekelijks loop ik er langs met de boodschappen. De mis klinkt er al lang niet meer. Geen animo. Geen goud, wierook en mirre maar gehakt, wc papier en mariakaakjes. Geen Vader, Zoon, Heilige Geest, Amen maar vaatwastabletten, zonnebloemolie, Hard Gras en Amaretto.
Toen die oma ruim 20 jaar geleden stierf, stierf mijn laatste connectie met God. Mijn geloof in God verdween met haar mee het graf in. Al hoewel het niet zo van de één op de andere dag was. Meer als de wijze waarop de klanken van een kerkorgel langzaam uitdoven. Het wekelijkse kerkbezoek verwaterde. Alleen met feestdagen ging ik met mijn ouders en mijn zus nog naar de kerk. En niet veel later was Jezus voor mijn zus en mij enkel nog maar de hoofdrolspeler in onze geërfde kerststal. Uiteindelijk zijn we Jezus niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk kwijtgeraakt . Het plastic ‘kindeke’ was al enige tijd jammerlijk losgeraakt van de kribbe en ondanks onze zorg bij het opruimen, vermoed ik dat hij tezamen met de dennennaalden in de stofzuigerzak is gestorven. Voor onze zonden. Zijn wederopstanding kwam in de vorm van een nieuwe kerststal.
Ondanks dat het geloof na de dood van mijn oma binnen mijn familie geen rol meer speelde, is God gek genoeg nooit uit mijn leven verdwenen. Het geloof werd telkens weer vertegenwoordigd door een andere vrouw. Wanneer de ene plotseling verdween kwam ik al snel bij toeval wel weer iemand anders tegen die gelovig bleek te zijn. Mijn oma krijg ik nooit meer terug maar in de plaats daarvoor wel steeds een nieuwe oma maar dan van mijn eigen leeftijd. Iemand waar je uit respect een beetje tegenop kijkt. Iemand voor het spreekwoordelijke snoepje voor je diploma. Voor de aai over de bol. Iemand voor de zelf gebreide sjaal voor in de winter. Ondanks de te vroege dood van mijn enige oma in mijn herinneringen blijft God in mijn leven altijd slechts één dierbare van me verwijderd. Dat is in deze tijd van kou een warm kerstgevoel.