Kijken naar eten

Wie weet nog dat Wim T. Schippers een vloer in een galerie volgesmeerd heeft met pindakaas, onder de noemer: kunst. Mocht je de oervorm gemist hebben in 1969, hij heeft dit in 1997 nog eens overgedaan bij een overzichtstentoonstelling van zijn werk in een museum in Utrecht. Mensen gingen massaal staan kijken naar voedsel dat over een vloer uitgesmeerd was. Dat kun je je nu niet meer voorstellen. Tegenwoordig doen we dit anders. Wij zijn tenslotte multi-mediaal, dus wij doen dit via de televisie. Stel je voor dat we ons huis uitgaan.

Wat leven we toch in een vreemde wereld waar er, ik weet niet hoeveel tv programma's zijn waarin mensen eten koken en anderen dit beoordelen. Geur en smaak is essentieel bij het beleven van voedsel en dit is nu juist een sensatie die de tv niet kan brengen. Hoezeer de proevers ook vertellen dat er in elke hap verschillende smaaksensaties naar boven komen die elk van de smaakpapillen eventjes aantippen zodat het lijkt alsof er mini-orgasmes in je mond plaatsvinden, het blijft passief kijken naar mensen die koken en mensen die eten en er iets over zeggen.

Bij veel van dit soort programma's gaat het natuurlijk om het spelelement, zoals het hele leven verworden lijkt tot een spelletje. Wij kijkers moeten meeleven met de vraag welke aanstaande chef er doorgaat en kans maakt ooit eens een Michelinster te krijgen en wie van de keukenprinsen en -prinsessen hooguit nog in een gaarkeuken aan de bak kan komen. Meestal zijn deze programma's Engels of Amerikaans, twee landen die niet echt bekend staan om hun culinaire hoogstandjes. En nu komt er zelfs een Nederlandse versie, met de oer-Hollandse naam: Masterchef. Daar hadden ze toch wel iets creatievers als "Kokstars" van kunnen maken?

Een ander soort kookprogramma is die waarin een bekende kok hulp gaat bieden in een restaurant waar het in de keuken niet goed gaat. De naam Herman den Blijker schiet hierbij natuurlijk direct in het geheugen en vooral de losse en spontane manier waarop hij zijn eigen voiceover doet. Maar de bekendste hierin is natuurlijk Gordon fucking Ramsey. De man die er fucking eigenhandig voor gezorgd heeft dat een fucking tv-programma waarin fucking-voedsel wordt gemaakt fucking-populair is geworden. On-fucking-gelofelijk!

Wij als kijkers zien bij die programma's ook wat voor vernederingen je moet ondergaan en wat voor een onderdanigheid je moet tonen in zo'n keuken. De omgangsvormen in het leger lijken daarbij op een gezellig informeel onderonsje. Ja chef! Nee chef! Natuurlijk chef! Anders nog iets chef? Zal ik u even in de kont neuken chef? Wilt u dat ik uw vorstelijke geslacht met versgeklopte slagroom insmeer chef? Hoewel het me niet verstandig lijkt om het over geslacht te hebben in een plaats waar zoveel scherpe messen zijn en geslacht een héél andere betekenis heeft.

Daar waar ik het in de eerste zin had over een vreemde wereld, bedoel ik natuurlijk onze westerse wereld. Want hoe leg je de hongerbuikjes (Youp ©) in Burundi uit dat wij hier voedsel als entertainment gebruiken. Hoe vertel je de rammelmagen in Rwanda dat wij voor onze ontspanning gaan zitten kijken hoe iemand met Provençaalse rupsenpootjes met gepocheerde schimpscheuten kan winnen van gegratineerde caviakloten op een bedje van geflambeerde muggenvleugels, afgemaakt met een sausje van rhinocerossperma, enkel en alleen omdat het neushoornzaad te veel gecarameliseerd is en dit afbraak doet aan de compositie van het gerecht.

Je hoeft er toch niet naar te kijken, is een veelgehoorde reactie bij dit soort opmerkingen. Dat klopt en dat doe ik dan ook meestal niet, maar soms zie ik het wel en dan verbaas ik me erover. Verbaasd dat voedsel, een basisbehoefte, in een amusementsprogramma wordt gebruikt, terwijl een zesde van de wereldbevolking honger lijdt. Vroeger heb ik geleerd dat je je bordje leegeet en dat je niet met je eten speelt. Ergens tussen de pindakaasvloer van Wim T. Schippers in 1969 en die van 1997 is deze boodschap helaas verloren geraakt.