Demjanjuk

Het liefst zou ik Demjanjuk in gerafeld SS uniform de rechtszaal binnen zien strompelen, hard roepend dat in Israel de gaskraan open moet. Het lijkt er niet eens op. Ivan Demjanjuk is ziek, moet huilen en ligt halfdood in een bed  tegenover de rechter. Het woord ‘kampbeul’ staat niet op zijn lichaam geschreven, geen hakenkruis op zijn voorhoofd zoals Tarantino’s Basterds voorstelden. Een oud verbleekt identiteitskaartje verandert geen gezichten.

Je ziet het vaak bij oorlogsmisdadigers. In hun gloriedagen zijn ze onverwoestbare vernietigingsmachines. Met opgeheven hoofd en de borst vooruit jagen ze honderden mensen over de kling. Eenmaal gevangen verschrompelen ze tot een lusteloos oud mannetje. De Milošević methode.

Demjanjuk, of toch vooral zijn advocaat, is er toe in staat het verschil tussen kampbewaarder en kampslachtoffer te vertroebelen. Dat doe je hem niet snel na. Volgens Demjanjuk ligt alle schuld bij Duitsland. Elke dode Jood in Sobibór is op het conto van Duitsland te schrijven. Het is makkelijk om de schuldige abstract te maken, uiteindelijk is dan iedereen vrijgesproken. Duitsland als bron van al het kwaad, Demjanjuk als slachtoffer. Het staat hem goed, die rol. Tranen druipen onder zijn zonnebril. Simuleren, assimileren, misschien gaat het wel vanzelf. Wanneer  je weet alles verloren te hebben, maar jezelf nog steeds niet onder ogen kan komen,  je automatisch in de rol van willoze prooi kruipt.

Straffen doen we om twee redenen: afschrikmiddel voor potentiële criminelen en om de verwerking van de slachtoffers te stimuleren. Beide redenen gaan bij dit proces niet op. Als massadeportatie zelf al niet afschrikwekkend is, dan is gevangenisstraf dat zeker niet. In tijd van oorlog gelden andere wetten. Spijt zou het verwerkingsproces helpen, maar spijt kun je niet opleggen zoals men een straf oplegt. Een oude man die roept slachtoffer te zijn van een land, zul je niet snel op spijt kunnen betrappen.