Drie Gezusters

Het woord ‘horecamagnaat’ is nog nooit zoveel gebruikt als afgelopen week. Horecamagnaten zijn strijdbaar tot het einde, maar houden dat einde zelf in de hand. Sjoerd Kooistra is de enige horecamagnaat die Google kent, maar misschien zijn het er meer. Dikkige mannen die zich schuilhouden achter een zelf gecreëerd ingewikkeld web van tientallen cafés, pachters, uitbaters en bierbrouwers en er vervolgens zelf in verstrikt raken. Zijn laatste transactie pleegde Kooistra in zijn eigen villa. Volgens advocaat Hammerstein was Heineken de moordenaar. Niet de Engelse sleutel, het touw of de loden pijp, maar de tap was het moordwapen. 

Kooistra’s eerste en bekendste caféketen is de Drie Gezusters in Groningen. Een pub, draaiende skihutbar, nachtclub, grand café, cocktailbar en reizigersrestaurant in een, met daarnaast, daarboven en daaronder nog tig andere barren. Inmiddels heeft elke studentenstad wel een eigen Drie Gezusters die allemaal om hetzelfde concept draaien: diversiteit en kwantiteit boven samenhang en kwaliteit. Daarmee zeg ik niet dat de Drie Gezusters bagger is, maar het gebrek aan authenticiteit is wel de reden dat ik er weinig kom. Na mijn studentenintroductieweek in Groningen, twee jaar geleden, ben ik alleen nog maar sporadisch de Drie Gezusters binnen gestapt.

In De Grote Griet, genoemd naar een of ander kanon uit een of andere Groningse vrijheidsstrijd, is geprobeerd een bruine kroeg na te bootsen. Er zijn veel soorten bier, retroreclames en stoelen uit dezelfde sfeer, maar het echte gevoel van een bruine kroeg is er niet te vinden. Dat vind je in achterafsteegjes, waar een kalende barman achter half verzakte tap morse biertjes in sigarettenrook tapt. Dat ontstaat niet door de muur vol te hangen met pin-up meisjes die Coca-Cola aanprijzen. Sowieso is alle gemaakte sfeer weg als er midden op de avond een groepje dronken breezermeisjes wankelend naast wat jongens met witte petjes luid schreeuwend uit de Blauwe Engel komt, verdwaald in de vele gangen en doorsteekjes die de Drie kent. Op papier klinkt het concept van Kooistra best leuk, maar in een uitgaansstad waar iedereen van café naar café wandelt heeft het centreren van clubs in hetzelfde gebouw geen enkele functie.

In zijn werk schijnt Kooistra een hard zakenman geweest te zijn, die meer bedroog dan eerlijk handelde. Ik betwijfel of je op een andere manier een echte horecamagnaat kan worden. Nu is Kooistra dood. Ergens vind ik dat jammer, ik zag in hem toch een beetje de klassieke bad guy. De man met sigaar die in Hollywoodfilms een louche casino beheerd. Met een knuppel in hun hand en een bezwete zakdoek in hun achterzak slaan zijn werknemers, de debiteurs in elkaar. Vreemd genoeg heb ik veel empathie met dat soort mensen. Als ik veel bier op heb, waan ik me weleens zo’n man. Ik had er nooit een woord voor, maar weet nu dat ik dan horecamagnaatje speel.

Ik vraag me af wat er met de horecaformule de Drie Gezusters gaat gebeuren. Waarschijnlijk niet veel. Dat heb je met horecaformules, die veranderen niet veel. Mocht het hele concept de prullenbak ingaan, zal ik dat niet jammer vinden. Er zijn in Groningen genoeg toffere cafés. Toch hoop ik ook dat er nog ergens een wraak van Kooistra opduikt, een afscheid in stijl. Een of ander wurgcontract waar hij Heineken zijn graf mee in sleept of zo. 'Verloren van de tap' klinkt namelijk zo treurig, dat is meer een nummer van André, dan het einde van een horecamagnaat.