Café Panda (2)

Het eerste deel hier, hieronder het slot.

De auto stinkt, maar dat kan ook de lap zijn die voor mijn gezicht hangt. ‘Het is een eindje rijden,’ zegt de kale man, ‘en in die tijd zal ik je proberen klaar te stomen. Zodat je een beetje beslagen ten ijs zal komen.’
Ik kan me er veel bij voorstellen. Beslagen ten ijs komen. Iets met terrassen en heel koud bier, damp op je zonnebril. ‘Oké,' zeg ik,  ‘ik ben niet van plan iemand te worden die onbeslagen het ijs op gaat.’

‘Jij noemt ons het verzet, maar wij noemen onszelf de Basement Heroes. Afgekort BH, ingedeeld in districten. Dit is het oosterdistrict.’
‘Jullie noemen jezelf helden.’
‘Helden uit de kelder.’
‘Ik zou mezelf niet zo snel een held noemen.’
‘Ik zou jou ook geen held willen noemen.’ Ik voel dat de kale man de auto remt en ergens parkeert. Hij draait een raampje open wat mijn zweetgeur verdrijft. Ik draag hetzelfde shirt als gisteren, toen ik wodka over een dikke paaldanseres gooide.

‘Wat doen jullie eigenlijk recentelijk bij het Augustusverzet?’ vraag ik om de stilte te breken.
‘We ruimen de spionnen, de verraders in ons midden op en dat leidt weer tot tips over bedriegers, over speciaal agenten die zich voordoen als verzetters.’
‘Interessant’, mompel ik.
‘Joris, vertel eens. Die baby’s op die crèche waarover jij vertelde, die kinderen van die verzetsvrouw die doodgeschoten zijn door de speciale politie, dat zag jij toch gebeuren?’
‘Ik was de beelden net even kwijt uit mijn hoofd. Het was verschrikkelijk.’
‘Ja, was dat het?’
‘Ja, wat denk je? Zeg, gewoon even een vraag, hoe lang blijven we zitten in deze auto? Moeten we niet iets gaan doen?’
‘We gaan iets doen. Maar vertel eerst nog even Joris, vertel eens, gaf het doodschieten van die baby’s je een goed gevoel? Voldoening? Was je trots na afloop dat het je gelukt was? Dat je een echte man was, die geen moeite heeft met het doodschieten van kinderen? Of voelde je je toch een beetje een laffe beer, weerloze baby’s kapotmaken?’ De lap wordt van mijn hoofd gerukt door de kale man en hij kijkt me aan. ‘Zeg het eens, wat gaat er door je heen op zo’n moment?’
‘Chapeau, chapeau, jongen. Wat een avond, wat een toneelstuk.’
‘Toch die laffe beer hè, die laffe beer die al de hele tijd in je schuilt. De reden dat je bij de speciale politie bent gegaan omdat je te laf bent om met het verzet mee te vechten.’
‘Het verzet is een hopeloze zaak. Zelfs Café Panda zit vol met politie. Jullie hebben verloren, alleen voor de verliezers brengt de staat slechte dingen mee, de winnaars hebben niks te vrezen. Ik ben niet in dienst gegaan uit lafheid, maar uit realisme. Jullie zien niet de goede kanten van de staat.’
De kale man pakt een pistool uit het dashboardkastje. ‘En als je zwart was?’
‘Zou ik dat nog steeds zeggen.’
‘En als je alleen een uitkering had?’
‘Zou ik dat nog steeds zeggen.’
‘En als je in een rolstoel zat?’
‘Maar dat zit ik niet... Misschien moet je eens ophouden met de hypothetische vraagstellingen. Ik zeg het en ik sta erachter.’
‘Een invalide vrouw die een tweeling krijgt, dat kan natuurlijk niet. Die kinderen kunnen nooit veel goeds zijn, die moeten dood.’
‘Ja, die kans is groot ja, dat er iets mis is met die kinderen. Doe toch niet zo hypocriet man, gehandicapten kosten de staat tonnen per jaar en brengen niks op. Dan ook nog het gore lef hebben om twee schepsels op aarde te zetten. Nee, de kans is groot dat die kinderen net zulke verrotte genen hebben als hun moeder. Of als hun vader, die godverdomme zijn lul in een gehandicapte moest stoppen. Dan ben je ook niet goed, dat is wat ik wil zeggen, dan ben je ook niet goed.’

De man houdt zijn pistool in zijn rechterhand. ‘Ik schiet je niet dood,’ zegt de man als hij de touwen om mijn handen losmaakt, ‘want dat zou mij hetzelfde maken als jij. Ook al denk ik niet dat jij nog zal veranderen.’
‘Weet je, weet je waarom jullie falen? Omdat jullie de essentie steeds missen. Je wint geen oorlog door mededogen,’ roep ik als ik uit de auto stap.
Dan schiet de man. Twee keer. In allebei mijn knieën. ‘Au, doet vast pijn. Je zult krukken nodig hebben, of een rolstoel. Die zijn schaars, tegenwoordig, sinds de staat heeft besloten dat alle manken, kreupelen en invaliden  niet meer bestaan. Prettige avond nog.’