Architect v/d Eeuw: held of schurk?

Er wordt hieronder uitgebreid geciteerd uit het voorstel (in 1925) om van Parijs een moderne, leefbare stad te maken. Dit ‘Plan Voisin’ staat tegenwoordig bekend als het allereerste modernistische stadsontwerp en zou plaats geboden hebben aan drie miljoen Parijzenaren – destijds woonden er in de stad evenveel mensen met nog eens twee miljoen mensen in de steden en wijken rondom Parijs. 

Vanaf de jaren twintig begon het bevolkingsaantal van de stad Parijs zelf langzaam te zakken (tot nu 2,2 miljoen). De buitenwijken bleven echter groeien: samen met de voorsteden wonen er meer dan tien miljoen mensen. Het Plan Voisin was gestoeld op de Vijf Punten van de nieuwe architectuur, zoals ze door Le Corbusier (ook in '25) werden beschreven:

Les pilotis: het gebouw moet van de grond verheven worden
Le toit-jardin: het platte dak wordt als buitenruimte ingericht
Le plan libre: vrije indeling op elk niveau dankzij het skelet
La façade libre: de gevels zijn niet dragend
La fenêtre en longeur: het horizontale bandraam

Ik heb alle afbeeldingen die ik kon vinden van het Plan Voisin hier overzichtelijk samengebracht. Er zitten ook een aantal afbeeldingen bij van moderne herinterpretaties en 3D-afbeeldingen van hoe het er zou hebben uitgezien.

Elke geïndustrialiseerde stad in het Westen, 1920
In een tijd waarin alleen geprivilegieerden een auto of paard konden betalen, woonden mensen gedwongen op loopafstand van hun werk. Met de in de negentiende eeuw uit de grond gestampte fabrieken overal in de oude binnenstad woonde men, kortom, in diezelfde oude binnenstad – als sardientjes met zoveel mogelijk in de vaak eeuwenoude, veelal slecht onderhouden gebouwen gepropt. Hoe meer huurders, hoe meer winst, is het credo van elk getto toen en nu. Het werkt, maar het zorgt voor vreselijke leefomstandigheden.

Het arbeidersvolk woonde in de inner city slums, de bazen in de Naardens en Blaricums van de wereld – van kastelen tot landhuizen was er duizend jaar lang weinig veranderd, al was de woontoestand van het gewone volk sinds de industrialisatie wel dramatisch verslechterd. Mensen werden tot op de laatste cent uitgeperst en kregen er bitter weinig voor terug: een éigen bed was al een enorme troef. Laat staan een eigen kamer of een eigen huis. Ja, er werden overal arbeiderswijken gebouwd, maar nooit snel genoeg om het volledig verdwijnen van gettoachtige omstandigheden te bewerkstelligen.

Een permanente stank van ontlasting, zweet, kolen en rottend afval walmde uit de overbevolkte sloppenflats en was voor de meeste stedelingen inmiddels gewoon geworden. Riolen waren een vergane droom van de evenzo vergane Romeinen, ziekte lag overal op de loer en een permanent gevoel van onveiligheid maakte zich meseter van omwonenden. Overbevolkt, armoedig, vervallen, onbewoonbaar verklaard – de binnenstad, waar dan ook, was begin vorige eeuw op sterven na dood. In die tijd schreef de architectlegende Le Corbusier ons verhaal verder:

“Vanaf de nauwe straten verrijzen de muren van huizen, die tegen de hemel een grotesk grillig silhouet aftekenen van geveltoppen, zoldertjes en zinken schoorstenen. Eronder ligt de straat in eeuwige schemer gedompeld. De open lucht is een ijdele hoop, ver, ver erboven. De straat is niet meer dan een loopgraaf, een diepe kloof, een nauwe passage. En hoewel we er al meer dan duizend jaar aan gewend zijn, worden onze harten immer terneergeslagen door de beklemming van de omsluitende muren.”


In dit filmpje kunt u het Plan Voisin bekijken zoals het bijna een eeuw geleden werd uitgetekend.

“De straat is vol met mensen: je moet uitkijken waar je loopt. Al enkele jaren zijn er daarnaast snel bewegende voertuigen: de dood ligt op de loer bij elke stap die tussen de twee stoepen wordt gezet. Maar we hebben onszelf aangeleerd om de gevaren van platgereden worden te trotseren.” Tot zover de objectieve omschrijving van de oude binnensteden – wat vanaf nu volgt is typisch Le Corbusier. Hij had een grondige hekel aan architectonisch niet naast elkaar horende gebouwen:

“De straat bestaat uit duizend verschillende gebouwen, maar we zijn gewend geraakt aan de schoonheid van de lelijkheid, hetgeen inhoudt dat we het beste maken van ons ongeluk. De duizenden huizen zijn groezelig en passen totaal niet bij elkaar. Het is afschuwelijk, maar we lopen gewoon door. Op zondagen, als ze leeg zijn, tonen de straten zich in hun volle gruwel. Maar op die treurige uren na ellebogen mannen en vrouwen zich een weg door de straat, de winkels vlammen en alle aspecten van menselijk leven tieren welig.

“Zij die ogen in hun hoofd hebben, kunnen genoeg vinden om zich te amuseren in deze zee van lusten en gezichten. Het is beter dan het theater, beter dan wat we in romans lezen. Niets van dit alles verheft ons met de vreugde die architectuur veroorzaakt. Er komt geen trots voort uit een aangebrachte orde, noch de initiatiefrijke geest die wordt voortgebracht door open ruimtes.”

“De straat van vandaag kan haar menselijk drama ondersteunen. Ze kan glinsteren onder de schittering van een nieuw soort licht. Ze kan glimlachen door haar lappendeken van advertenties. (Maar) ze is een platgetreden pad van de eeuwige voetganger, een relikwie van de eeuwen ervoor, een ontwricht orgaan dat niet langer kan functioneren. De straat sloopt ons. En als we eerlijk zijn moeten we toegeven dat we ervan walgen.”

“Waarom bestaat ze dan nog steeds?”

Le Corbusier: rust, reinheid en regelmaat 
Le Corbusier, van huis uit een kunstschilder, is een man met grote ideeën in een tijd die openstaat voor grote veranderingen. De communisten slachten in de twenties de midden- en bovenklasse af, de fascisten beloven een nieuwe wereld van orde en reinheid. De mens moet, kortom, niet alleen vooruitgeholpen worden vanuit de getto’s die binnensteden heten, maar moet ook gevormd worden tot een nieuw soort mens, een modern soort mens - de mens van de toekomst.

De van oorsprong Zwitserse architect was persoonlijk en professioneel zeer gesteld op orde. Hij stond altijd op dezelfde tijd op, zwom dan eerst een uur, liep hard, at gezond. De mens die hij voor ogen had was er één die fysiek en mentaal op de top van z’n kunnen presteerde – minder dan dat was pure verspilling. Een nieuwe wereld moest kortom worden gebouwd voor een nieuwe mens; een wereld die met licht, ruimte, natuur, openheid en zon een ordelijke, moderne samenleving zou gaan vormen.

Het idee van de maakbare mens en samenleving is, sinds de nazi’s het iets te serieus namen, nogal in onmin geraakt. Achteraf blijkt dat terecht: mensen laten zich niet makkelijk uit decennialang opgebouwde gewoontes en leefpatronen losscheuren. Maar dat weten we nú. Zelden hebben we echter nog aandacht voor de ideale wereld en de grootste ideeen die men toen voor ogen had. We zien alleen nog de verpauperde flats, de lege vlaktes waar ooit sociale huurbouw verrees en binnen twee generaties weer verdween.

Le Corbusier heeft echter de antwoorden paraat op de vragen die hij hierboven stelt. Zijn oplossing voor ‘het drama van de hedendaagse straat’ is even visionair als rigoureus. In de wereld die Le Corbusier in dit plan uit 1925 voorstelt houdt de straat eenvoudigweg op te bestaan. Het plan verwoordt in prachtige, literaire taal de visie die ten grondslag lag aan de moderne architectuur die tegenwoordig zo gehaat wordt. We laten de architect daarom weer aan het woord:

“De afgelopen twintig jaar heeft de automobiel ons gedwongen verstrekkende besluiten voor te stellen. Wat zal het congres over ‘Het Nieuwe Parijs’ voorstellen om met de stad te doen? Wat voor straten zal het ons geven? De rede, en rede alleen, zou de meest briljante oplossingen rechtvaardigen en hun urgentie onderschrijven. (…) Experts in stadsplanning hebben geprobeerd oplossingen te vinden en een aantal ervan zijn veelbelovend. Controverse woedt rondom het verkeer op straat, aangezien de nauwe, ongehaaste stroom van door paarden getrokken voertuigen aangezwollen is tot een brede stroom van voortrazende motorwagens. Daarom moeten we ruim opgezette autowegen hebben, alsook een goede scheiding tussen gemotoriseerd vervoer en voetgangers.”

De Nieuwe Straat in De Nieuwe Stad 
“Ik zou graag een voorstelling maken van ‘de straat’ zoals ze zou bestaan in een werkelijk hedendaagse stad. Ik nodig mijn lezers uit zich voor te stellen dat ze in die stad rondlopen, dat ze zijn begonnen te wennen aan de ontraditionele voordelen. Je bevindt je onder de schaduw van bomen, met enorme gazons rondom je. De lucht is schoon en puur; er is nauwelijks geluid te horen. Wat, je kunt niet zien waar de gebouwen zijn?”

“Kijk dóór de charmant sluierende arabesken van takken de lucht in, om die ver uit elkaar geplaatste kristallen torens te zien, die zich hoger verheffen dan welk toppunt op aarde dan ook. Deze transparante prisma’s zijn enorme kantoorcomplexen die in de lucht lijken te zweven zonder aan de grond vastgeketend te zijn – glimmend in de zomerzon, zacht glanzend in de grijze winterlucht, magisch schitterend bij zonsondergang.”

“Onder elk van de torens bevindt zich een metrostation. Omdat de stad drie of vier keer dichter bewoond wordt dan onze bestaande steden zijn de af te leggen afstanden ook drie of vier keer minder ver. Slechts vijf tot tien procent van de oppervlakte van het zakencentrum is bebouwd. Daarom wandelen we door uitgestrekte parken, ver weg van het drukke gezoem van de Autostrada.”

“Een wand van glas en drie scheidingswanden maken een ideaal kantoor: dit type van constructie is een goed idee als er duizenden moeten worden neergezet. Van boven tot onder bestaan de façades van de kantoorgebouwen van de nieuwe stad kortom uit onafgebroken vlaktes van glas. Deze kolossale structuren geven geen blijk van metselwerk. Alles wat zichtbaar is, is glas… en verhoudingen. De architect heeft steen en baksteen afgedankt.”

Zeventiende-eeuwse wetgeving nog steeds van kracht
“Onder het bewind van Lodewijk de Veertiende werd nuttige wetgeving doorgevoerd om de hoogte van gebouwen te limiteren aan de hand van de sterkte van bakstenen gebouwen. Vandaag de dag kunnen bouwkundigen echter doen wat hen goeddunkt en zo hoog bouwen als ze zelf willen. Maar de bouwbeperkingen van Lodewijk XIV, die de maximale bouwhoogte op twintig meter vaststelde, zijn nog steeds van kracht. Men mag niet hoger bouwen! Daardoor dient het hele oppervlak van de stad – niet slechts 5-10, maar 50-60 procent ervan – bebouwd te worden. [De rest is park, straat enzovoorts, red.] Als een onvermijdelijk gevolg hebben we die sombere kloven van straten die onze steden tot schande maken.”

“Welnu, je ziet dat de straten van de Nieuwe Stad niets gemeen hebben met die ontstellende nachtmerries, de straten in het centrum van New York.” Le Corbusier vertelt dat voor fundamenten afgegraven grond gewoonlijk buiten de stadsgrenzen wordt gedumpt. Hij dacht hier anders over: de tientallen meters diepe fundamenten van elke kantoortoren zou worden gebruikt om kunstmatige heuvels aan te leggen.”

“Vanachter de variërende niveaus van deze serie kunstmatige heuvels zien we de kantoorgebouwen boven de bomen uittorenen als kristallen met talloze facetten. Hoewel ze elk 400 meter van elkaar af staan in een regelmatig patroon, worden de torens niet op één lijn met de autowegen en voetpaden geplaatst.” Twee enorme autowegen (naar huidige Amerikaanse grootte) zouden Parijs van noord naar zuid en oost naar west doorkruisen. Dat was profetische wishful thinking: destijds bezat minder dan één op de honderd mensen een auto in Europa.

Aan de lengte van dit stuk kunt u wel vermoeden dat we nog lang niet klaar zijn met Le Corbusier - dit stuk knippen we kortom in twee (of drie, of vier). Le Corbusiers ideeën aangaande een zogeheten 'Leefbare Stad' zouden dermate invloedrijk zijn, dat een hele generatie architecten erop gestoeld werd. Na de Tweede Wereldoorlog zouden al die wereldberoemde architecten over de hele planeet uitwaaieren en overal Le Corbusiers stadsideeën implementeren. Tegelijkertijd was er vanaf eind-WO2 al twijfel over een heel aantal aspecten van die vermeende perfecte stad. 

En hoewel een door de oorlog volledig platgebombardeerde stad als Rotterdam, Dresden of Tokyo prima als proeftuin kan worden gebruikt, was Le Corbusier heel wat radicaler dan dat. Hij wilde afrekenen met De Straat an sich – in zijn ideale Parijs bestonden straten zoals we ze nu kennen, eenvoudigweg niet. Dat betekende dat om het Plan Voisin gerealiseerd te krijgen, men ongeveer de helft van de stad (het hele centrum ten noorden van de Seine) zou hebben moeten afbreken. Enkele oude kerken en monumentale panden zouden behouden worden en als relikwieën uit het verleden tussen de torenflats staan.

Die stadsafbraak kwam er niet en de wijk die voor het plan zou hebben moeten wijken wordt nu gezien als één van de mooiste (en architectonisch belangrijkste) stukjes Parijs. We hebben het dan over ruwweg het stuk stad dat tussen de Arc de Triomphe en de Notre Dame ligt. Het plan wordt heden ten dage veracht als geïnstitutionaliseerde vernietiging van het verleden, maar desondanks begon een halve eeuw Nieuw Bouwen ermee. Dat daarmee ook op grote schaal historische stadscentra werden gemutileerd en/of bewust niet opnieuw opgebouwd, is nu een historische schande maar was toen de tijdsgeest. Weg met het oude.

---

In deze korte Franse documentaire komt het plan aan bod en zijn er heel veel beelden te zien van hoe het er had moeten uitzien – vanaf 0:58. Ook wordt er (vanaf 6:57) gedetailleerd ingegaan op welke delen van de stad nou precies tegen de vlakte hadden moeten gaan.