Dodelijke date 20

‘Meekomen jij’, zei Mo. Hij keek Star aan. Ik stond op en had vrijwel direct twee mannen aan mijn schouders hangen. Ik keek Mo aan en de mannen die aan mijn schouders hingen.
‘Beetje overdone, hè Mo, voor een oude vrouw. Wat gaan jullie doen met dit jonge kind?’ 
Hij kwam rustig naar mij toe gelopen. Hij stopte vlak voor mij. Er was niets meer van die heerlijke geur over. Hij stonk naar gekochte liefde en goedkope whisky. Er was geen fractie meer over van de man waar ik verliefd op was geworden. Ik walgde van hem.
‘Doe jij nu gewoon wat je opgedragen wordt. Maak je nuttig hier, want zodra je je nieuwe functie niet meer aankunt, ben je er geweest. Dus heb nu alsjeblieft geen mening meer over wat wij hier doen en hoe. Je hebt hier een functie gekregen die ik, als ik jou was, met beide handen zou aangrijpen. Het wordt je straks uitgelegd.’
‘Door wie?’ vroeg ik.
‘Dat zul je wel zien. En leer nu gewoon eens niet zo veel vragen te stellen!’ schreeuwde hij, terwijl hij mij bij mijn keel greep met één hand. Hij kneep hard, ik zakte door mijn benen en landde op mijn knieën. Hij liet net op tijd los voordat ik buiten bewustzijn zou raken. Hoestend en bijna kotsend steunde ik op mijn handen op de smerige vloer. Ik voelde mijn ellende weer tot in iedere vezel van mijn lijf. Ik begon te huilen, te schreeuwen van woede en onmacht. Ik had mij met mijn kont naar de deur gedraaid en wilde niemand meer zien weggaan of binnenkomen. Ik hoorde de deur dichtvallen. Star was weg. Ze was gaan gillen toen Mo mij b mijn keel greep. Ze hadden haar een hand voor haar mond gedaan, maar haar gesmoorde geluid ging door merg en been. Ik hoorde dat de deur voorzichtig dichtging, dit keer voorzichtiger dan alle andere keren. Ik had geen zin meer om te kijken. Het bleef stil, op het geschuif van een metalen stoel over de harde linoleum vloer na.

‘Laten we gaan praten, Martha van Salingen.’ 
Deze stem was nieuw voor mij. Ik hoestte nog steeds, maar minder dan een paar minuten geleden. Ik draaide mij om en bleef op de vloer zitten met mijn rug tegen het bed aan. Mijn wijde rok was opgestroopt, ik zag dat hij naar mijn kruis keek.
‘Klant is koning. Wil je mij?’ zei ik op mijn verleidelijkst. Het kon mij allemaal helemaal niets meer schelen. Ik spreidde mijn benen en merkte toen pas dat ik er niets onder droeg.
‘Stop maar. Ik ben geen klant.’ 
Zijn zware rokerige whiskystem vulde de kamer. Hij had mijn aandacht. Hij gedroeg zich niet zo hufterig als de meeste bewaarders. Die keken je aan op een manier alsof je een zwerfhond was. Deze man niet. Hij had een strak wit pak aan. Ik schatte zo in dat hij het had laten maken door een kleermaker. Wie was hij? Toch zeker niet een rijke klant die een kwaliteitsdame wilde hebben. Zo’n vent die er gerust tienduizend euro voor neertelt. Een man die alleen kijkt naar wat hij verlangt waarbij geld totaal van ondergeschikt belang is.

‘Wat ben je dan? Belangrijker: wie ben je?’ 
Ik stroopte mijn rok naar beneden en stond op. Hij zat op de enige stoel die onze kamer rijk was, een meter of drie bij mij vandaan. Ik wilde zijn gezicht beter zien. Er was niet veel licht in de kamer. En het rode licht wat er was, vertekende gezichten. Maar die stem, die stem had ik eerder gehoord. Hij was alleen veel zwaarder en trager. Maar de klank, de uitspraak van woorden? Ik kende de stem.
‘Blijf daar maar even, Martha.’
‘Mag ik je niet zien?’
‘Natuurlijk, maar wanneer ik het goed vind. Geloof mij, daar is een reden voor.’
‘Dat zal best. Ik ken je stem maar ik kan hem nog niet plaatsen.’
‘Laten we dit nog even zo houden.’
‘Dus je bent een bekende van mij?’
‘Je hebt hier inmiddels een speciale positie. Daar wilde ik het over hebben.’
‘Voor zover je dit speciaal kunt noemen. Ik ben verkracht, Mo heeft mijn hele bezit afgepakt, als ik hem moet geloven. Ja een speciale behandeling, dat kun je wel zeggen, grote onbekende.’
‘Mijn medewerkers hebben gelijk’, zei hij rustig.
‘Waar hebben ze gelijk in dan?’
‘Dat je een lastige tante bent.’
‘Vind je het gek? Zou jij niet lastig zijn als je in je reet wordt geneukt op alle manieren die je je maar kunt voorstellen? Zelfs de manieren die je nog niet voor kon stellen?’ Ik hoorde hem zacht lachen en probeerde op zijn gezicht te focussen.
‘Er zijn ergere dingen, geloof mij.’
‘Nog erger dan iemand vrijheid, waardigheid en totale bezit afnemen? Meen je dat nou?’
‘Jawel, we kunnen je bijvoorbeeld maandenlang martelen. Je zal smeken om je dood, maar dat zal je niet gegund worden. We zorgen ervoor dat je niks zal vinden waarmee je zelf een einde aan je leven zou kunnen maken. Dat is erger Martha.’
‘Dan ben jij dus ook minder dan een dier.’ 
Ik ging in bed liggen en wilde slapen. 
‘Trek de deur achter je dicht. Laat mij maar even, oké? Of wil je mij ook slaan want dan maak ik even tijd en zoek een plek op mijn lichaam waar ik nog niet bont en blauw ben.’

‘Och, och, jij zielige ik.’
‘Flikker op en trek de deur achter je dicht.’ 
Ik viel in slaap. Ik weet niet hoelang ik geslapen had, maar ik herinnerde mij het laatste gesprek nog met de in het wit geklede man. Ik draaide mij snel om, om te kijken of hij er nog was. Hij zat er nog steeds. Ik schrok en zat direct weer op de rand van mijn bed.
‘Je bent een paar uur weggeweest. Ik heb je horen snurken en horen praten. Het gekke is dat je mijn naam zei in je slaap. Dus je weet nu wie ik ben.’
‘Ik weet helemaal niets. Ik herinner me mijn dromen nooit. Dus je hebt geluk. Maar, bestaat er nog een kans dat je het gaat zeggen?’
‘De schok zou te groot voor je zijn’, stelde hij koel vast.
‘Dan niet, dan blijf je toch gewoon de ‘mystery man’. Maakt mij trouwens geen ene reet uit wat jullie hier zijn. Voor mij zijn jullie mijn cipiers.’
‘Ik vond het leuk je slapend te zien. Het riep allerlei herinneringen bij mij op.’
‘O ja welke dan? Ben jij een plaaggeest uit mijn jeugd? Zo een die zich een blauwtje gelopen heeft om mij te krijgen?’
‘Ik wist niet dat je zo populair was toen.’
‘Man flikker op, en zeg nu eindelijk eens wat je van mij wilt. Je begint mij te irriteren en als dat gebeurt, dan word ik vals en dat mondt hier altijd uit in een pak op je flikker.’
‘Ik wil je een baantje aanbieden hier.’
‘Laat me raden. De baan heet: ‘hoe breek ik uit mijn nachtmerrie hier’.
‘Leuk, maar nee. Jij gaat de vrouwen die op een of andere manier gewond raken hier helpen. Je gaat ze verzorgen en je krijgt een eigen kantoor.’
‘Fijn, kan ik dan een computer met internet erbij krijgen?’
‘Denken dat ik achterlijk ben, brengt je nu niet zo veel verder, Martha. Ik meen het serieus. Je hoeft geen ja te zeggen, maar als je het niet doet, dan verschepen we je reet morgen naar Saoedi Arabië om je te verkopen aan een eenzame kamelendrijver die een heel jaar in de woestijn gezeten heeft. Hij neemt jou dan ook weer mee de woestijn in, nadat hij zich op en in je heeft uitgeleefd.’ 
Hij lachte, het was meer een dierlijk geluid, maar ik herkende het dier niet. Dit was een bijzondere sadist. En mocht ik achter zijn identiteit komen dan kon het niet anders dan dat ik hem verschrikkelijk pijn heb gedaan. Ik dacht mijn hersens tot een kookpunt maar er kwam geen licht. Geen enkel licht over wie ik zo’n pijn gedaan zou kunnen hebben. Maar die manier waarop hij Martha zei, dat kon er maar één. Het is iemand die dicht bij mij in de buurt was, soms.

‘De man van Merel. De grootste eikel die Nadia en Carla zich konden voorstellen, maar Merel zelf niet. Die man die altijd kort thuis was en Merel in die korte tijd alle hoeken van hun huis liet zien? De man die dus altijd op zakenreis was. En dit zijn jouw zaken dus? Ben jij het Jochem? Jochem van Wensen?’