Genetisch bepaalde rotzooi

Ik mis een gen. Niet zomaar een gen, maar een vrij cruciaal exemplaar, namelijk het zogenaamde opruimgen. En een gen dat je zelf niet bezit, geef je ook niet door aan je nakomelingen. Het is dan ook altijd rommelig in ons huis. Mijn man heeft het gen wel, maar is duidelijk niet opgewassen tegen vier genloze huisgenoten. Dat schijnt nóg erger te zijn dan het gen moeten missen, als ik ‘m mag geloven.

Het is niet zo dat ik een grondige hekel heb aan opruimen. Het komt er op de een of andere manier gewoon niet van. Ik doe wel eens een poging. Ik ben inmiddels dan ook al vrij ervaren in het hergroeperen van losse voorwerpen en het maken van mooie stapeltjes. Zelf herken ik daar meestal wel een structuur in. Ook rommel heeft namelijk een systeem; dingen die je vaker nodig hebt liggen bovenop en de rest eronder. Chaos is uiteindelijk ook een vorm van creativiteit. Maar soms wordt het zelfs mij te erg. Dat valt meestal samen met mijn maandelijkse dip. Dan valt het me opeens op dat er door de samenscholende rommel knelpunten in huis zijn ontstaan, bijvoorbeeld op de trap, voor de deuren en op de kasten.

Ik krijg geen extra blij gevoel bij een opgeruimd huis. Ik behoor ook niet tot de 55% van de vrouwen die tijdens het reclameblok snel nog wat rommel wegwerken. Zelfs de lentezon weet mij niet uit te dagen tot een grootse schoonmaak, wel tot het nemen van een pril zonnebad. Het zit blijkbaar niet zo in mijn natuur.

Soms komt mijn gemis ter sprake in gezelschap. Na wat onthullingen wordt er dan wat meewarig naar mijn man gekeken. ‘Ze heeft ‘m er vast ingeluisd…’. Ik word duidelijk gezien als een soort miskoop, zijn kat in de zak. Vervolgens beginnen de vrouwen zich te beklagen over de geringe opruimactiviteiten van hun mannen.

In die gezinnen heersen namelijk de normale verhoudingen. Daar zijn de vrouwen in het bezit van het opruimgen en de mannen niet. Die zitten daar overigens ook niet zo mee. Maar uiteindelijk draven hun vrouwen zo door dat de mannen niets anders rest dan zich te gaan verdedigen.

Weet ze nog wel dat hij vorige week zo lekker gekookt heeft, en die week daarvóór dan, toen heeft hij nog bijna de hele garage opgeruimd… Enzovoort enzovoort. De vrouwen stapelen vervolgens de Klaagmuur steeds wat hoger op, de mannen proberen ‘m omver te schoppen.

Mijn man geeft mij dan maar een knipoog. Hij vindt dat hij boft met mij; ik zeur zelden. Ik ben namelijk van nature een opgeruimd type.