CD: Everlast - Love, War And The Ghost Of Whitey Ford

Erik Schrody, Everlast, Whitey Ford. Namen voor één en dezelfde man die de meesten waarschijnlijk indirect het best kennen van de jaren negentig knaller 'Jump Around'. Hij vormde namelijk samen met DJ Lethal en Danny Boy de band House of Pain. Voor dit succesvolle album bracht hij als Everlast al een soloalbum uit, maar vervolgens duurde het acht jaar voordat hij alleen doorbrak met Whitey Ford Sings The Blues (1998). De crossovermix van rap, hip-hop, blues en slowrock sloeg commercieel aan en de singles 'What It's Like' en opvolger 'Ends' belandden hoog in de lijsten. De opvolgers Eat At Whitey's en White Trash Beautiful sloegen een iets kleinere deuk in het pak boter, maar nu keert Everlast terug met een nieuw arsenaal aan crossover-tracks die het eerdere succes van Whitey Ford weer moeten oproepen, Love, War And The Ghost Of Whitey Ford.


De single 'Folsom Prison Blues' grijpt in ieder geval het verleden bij de hoorns met een intro die Cypress Hill en Jump Around in de mixer gooit. Met behulp van een interessante keuze aan samples, geluidseffecten en tekstuele uitspattingen weet Everlast de track zelfs een beetje in de sfeer van 'What It's Like' te trekken. Hij weet eigenlijk elke plaat wel met een sterke single te komen. 'What It's Like', 'Black Jesus', 'White Trash Beautiful' en nu 'Folsom Prison Blues'. De parallellen zijn redelijk makkelijk te trekken en grote variatie zit er op het eerste gehoor niet in. De verhalende en intrigerende stem van Everlast plus de intense samples zorgen echter immer voor succes. En zo ook hier weer. Maar deze plaat heeft meer. 'Stone In My Hand' gooit wat akoestische gitaren en scratchtechnieken naast een pittige tekst waardoor het een prachtig geladen track wordt.

Everlast trekt sowieso meteen vanaf de eerste noten van de plaat ten strijde. Met een Michael Franti/Robin Hood-stijl (funky en met rauwe, boze stem) belicht hij de effecten van de politieke malaise in de VS en roept hij op om de "emperor" om te leggen. In de eerste single 'Letters Home From The Garden Of Stone' zingt hij de soldaten in de oorlogszone toe: "cause I won't know the man that kills me and I don't know these men that I kill". Het politieke tintje is niet mis en schreeuwt zelfs in plaats van een tintje meer als felle primaire kleur om aandacht.


Naast de uptempo en felle nummers trapt Everlast soms ook weer op de remmen. Hij toont aan zijn doeltreffende retoriek en passie voor verhalende nummers niet te zijn kwijtgeraakt. 'Anyone' beschrijft op droeve wijze het verhaal van een labiel persoon die zijn geliefde mist. Ook in 'Friend' vertelt hij zijn liefdesverhaal, slechts ondersteunt door een akoestische gitaar .

Everlast doet de titel van zijn plaat eer aan. Hij zingt kwaad over oorlog, beschrijft op indringende wijze liefdesproblemen en keert met Love, War And The Ghost Of Whitey Ford ook daadwerkelijk terug naar het niveau van zijn grootste succes: Whitey Ford Sings The Blues.


Label: PIAS Datum: September 2008 Waardering: