’s Zondags gaat ze naar de kerk

Het is zondag. Dat kan je horen, want dan luiden de klokken. Vandaag mag ik ook mee met mama. Voor het eerst. Ik voel me groot. Papa blijft thuis, met mijn kleine zusje. Zij is nog maar twee jaar. Nog veel te klein om mee te gaan naar de kerk. Papa zwaait ons na vanachter het raam, met mijn zusje op zijn arm. Ik moet lachen, want hij staat gewoon in zijn onderbroek. Iedereen kan hem zo zien staan!

Mijn grote zus gaat ook mee. Maar niet voor het eerst. Zij weet al precies hoe het moet. Gisteravond, toen we in bed lagen, toen heb ik gevraagd hoe het is, in de kerk. Volgens haar moet je alleen maar stil zitten. En snoepjes eten. Ook moet je geld betalen.

Het is mooi weer. Ik heb mijn nieuwe jurkje aan. Lichtblauw met witte bloemetjes. Erg mooi. Ook heb ik een tasje gekregen waar mijn spulletjes in mogen. Ik heb nog geen eigen bijbel, maar wel een soort boekje. In het tasje zit ook een zakdoek, vier snoepjes en geld in een heel klein portemonneetje met kraaltjes erop gestikt.

We komen onderweg een hoop mensen tegen. Die gaan ook naar de kerk. Sommigen naar dezelfde als wij, maar er zijn ook mensen die precies de andere kant op gaan. Als ik het aan mama vraag, dan zegt ze, dat die mensen naar een andere kerk gaan. Ik begrijp niet zo goed waarom. Maar misschien is die van ons wel vol en passen ze er niet meer bij.

We komen bij de kerk. Het lijkt helemaal niet op een echte kerk. Hij heeft geen toren en geen klokken. De klokken die wij horen zijn van een andere kerk. Onze kerk is gemaakt van grijze bakstenen en heeft een plat dak. In de verte is vaag orgelmuziek te horen. Ik ben er al wel eens geweest met de kerstviering. Maar nu is het voor het eerst dat ik écht naar de kerk ga.

We gaan naar binnen. In de hal zijn een heleboel kapstokken, maar er hangen maar een paar jassen aan. Wij dragen ook geen jas. Het is veel te mooi weer. Er staan een paar mensen in de hal. Ze zijn een sigaret aan het roken. Mama rookt thuis ook, maar hier doet ze het niet. We lopen achter elkaar aan de zaal in. Dat moet wel, want het paadje naast de rijen stoelen is niet zo breed. Je kunt er niet naast elkaar lopen. Ik vind het spannend en houd mama’s hand goed vast.

We gaan bijna vooraan zitten. Mama zit tussen mijn zus en mij in. Naast mij, op het hoekje, moeten we nog een plekje vrijhouden. Daar gaat oom Jaap straks zitten, als hij klaar is met  orgel spelen. Oom Jaap is heel erg aardig. Hij heeft geen vrouw en woont nog bij oma. Hij maakt altijd grapjes en tilt me vaak hoog boven zijn hoofd. Als hij bij ons thuis komt speelt hij vaak op de piano. Ik mag dan zeggen, welk liedje hij moet spelen en dan zing ik mee. Dat is leuk.
Nu speelt hij hele andere muziek. Zulke muziek hebben wij ook op een bandje. En op een plaat. Over psalmen en zo. Oom Jaap draait zich, al spelend, even om. Hij lacht naar mama. En ook naar mij. Dan speelt hij weer verder. Dat is grappig! Tussen alle klanken door hoor ik duidelijk: “Altijd is Kortjakje ziek.” Zachtjes zing ik mee. Mama lacht. Ze buigt zich naar mij over. “Dat doet oom Jaap speciaal voor jou,” fluistert ze. “Maar als de dominee binnenkomt, dan moet je stil zijn hoor!” Ik knik. “’s Zondags gaat ze naar de kerruk…met een boek vol ziverwerruk…”  zing ik ondertussen zachtjes mee met de orgelmuziek.

Het orgel zwijgt. De dominee komt binnen. Nieuwsgierig kijk ik achterom. Er lopen een heleboel mannen achter hem aan. Ze zien er allemaal hetzelfde uit. In een pak. De dominee geeft een van die mannen een hand, en dan klimt hij het trapje op van de preekstoel. Zo heet dat, mama heeft me dat verteld. Ik vind het zielig voor die andere meneren, want die krijgen geen hand. De dominee zegt een paar dingen die ik niet begrijp en daarna gaat iedereen opeens staan! Ik had dat niet in de gaten en ga ook maar vlug staan. Oom Jaap gaat weer orgel spelen en alle mensen gaan zingen. Maar ik niet. Ik ken die liedjes niet. Ik kijk naar mama. Zij zingt ook mee. Ik probeer langs haar heen te kijken, om te zien of mijn zus ook meezingt, maar mama duwt mij zachtjes weer terug. Dan gaat iedereen weer zitten. En de dominee gaat weer praten. Dan zingen we weer, maar nu blijft iedereen zitten.

Ik pak mijn tasje en haal er een snoepje uit. Het is een heel grappig snoepje. Vierkant en met een papiertje eromheen. Je hebt ze in verschillende kleuren: roze, geel en oranje. Door het papiertje heen kan je al zien welke kleur het is. Ik pak een snoepje en haal het papiertje eraf. Mama kijkt me even aan en legt haar vinger op haar lippen. O, ik moet een beetje zachtjes doen. Ik kijk eens naar de dominee. Hij kijkt niet naar mij. Dus hij heeft het vast niet gehoord. Oom Jaap zit nog steeds op de orgelkruk. Hij zou toch naast mij komen zitten? Ik stop het snoeppapiertje in mijn tas, maar net als ik het snoepje in mijn mond wil steken, fluistert mama: “Wacht maar even met je snoepje. We gaan eerst bidden.” Ze laat haar gevouwen handen zien en vlug neem ik een voorbeeld aan haar. Het snoepje houd ik vast. Stijf knijp ik mijn ogen dicht. Maar wat duurt het lang! Papa bidt nooit zo lang aan tafel! Na een tijdje houd ik het echt niet meer langer vol en kijk ik door kiertjes. Voorzichtig kijk ik om me heen. Die mevrouw schuin voor ons, die ken ik wel. Mama heeft wel eens met haar staan praten in de supermarkt. En dat meisje, daar helemaal vooraan, woont vlakbij ons. Ze komt wel eens met mijn zus spelen.

Dan zegt de dominee eindelijk amen. Er klinkt geroezemoes door de kerk. Vlug neem ik mijn kans en vraag aan mama of ik nu mijn snoepje mag eten. Ze knikt. “Maar nu stil, want de dominee gaat preken,” waarschuwt ze. Ik knik ook. Bah, het snoepje is helemaal kleverig geworden. Ik knijp erin. Ja hoor, helemaal zacht en ook niet meer vierkant. Maar wacht eens…het lijkt wel een beetje op een poppetje! Het is net zo zacht geworden als klei. Ik voel een por in mijn rechterzij. Verschrikt kijk ik naast me. Het is oom Jaap. Hij is naast me komen zitten en geeft me een grijns en een knipoog. Dan gaat hij een beetje onderuit gezakt zitten en doet zijn ogen dicht. Oh! Oom Jaap gaat slapen in de kerk!

Dan kijk ik weer naar mijn snoepje. Ik knijp erin en probeer een hondje te kleien. Het lukt niet zo goed. Als mama me aanstoot stop ik het kleverige ding maar vlug in mijn mond. Mijn handen plakken. Bah.
Na een poosje zijn al mijn snoepjes op. Maar de dominee is nog steeds niet klaar met praten. Af en toe pakt hij een glas en neemt er een slokje uit. Ik heb ook wel dorst! Ook haalt hij zo nu en dan een grote zakdoek uit zijn zak en veegt ermee over zijn voorhoofd. Misschien had hij beter een T-shirt aan kunnen doen, want het is erg warm vandaag. Ik leg mijn hoofd tegen mama’s arm en stop mijn duim in mijn mond. Zou dat wel mogen, duimen in de kerk? Mama zegt er niks van.

Dan schrik ik. Ik hoor het orgel. Oom Jaap zit ineens niet meer naast me. Hoe kan dat? Mama lacht naar me. “Het is bijna afgelopen,” fluistert ze. “Pak je centjes maar. Zo meteen komt er een zak langs en daar moet je ze instoppen.” Ik kijk achterom. Twee meneren gaan rond met een stok met een zakje eraan. Als ik aan de beurt ben doe ik vlug mijn centjes in de zak. Maar ze blijven aan mijn hand kleven! Gelukkig helpt mama mij.

We gaan allemaal staan en mijn jurkje plakt helemaal aan mijn billen vast. Gauw trek ik het weer goed. Dan zegt de dominee nog een paar moeilijke woorden en loopt met al die mannen de kerk uit. Wij mogen ook. Als we buiten komen, wachten we nog even tot oom Jaap klaar is met orgel spelen. Want hij gaat met ons mee om koffie te drinken.

We komen thuis. Papa heeft koffie gezet en voor mijn zus en mij limonade ingeschonken. We zitten lekker in de tuin. “Ze heeft goed stilgezeten hoor!” zegt mama en ze lacht. “En wat vond je van de preek?” vraagt papa aan mij. “Die duurde lang,” antwoord ik en dan moet iedereen lachen.