All tomorrow's parties (deel 1)


Het feest zou plaats vinden in een oud en afgedankt klooster. Giovanni had het er al de hele week over. Met een haast onnatuurlijk enthousiasme riep hij uit hoe fan-tás-tisch het wel niet zou worden. Zelf had ik er niet zo gek veel zin in. Ik kende die feestjes wel en wist precies wie er zou komen en wie er op het laatst van de avond overbleven. Mij te georganiseerd allemaal. De locatie was wel interessant, maar daar hield het wel een beetje mee op. Het oude klooster fungeerde nu als een anti-kraakpand en er werden regelmatig feesten gegeven door Jen, een goede vriendin van Giovanni en mij en tevens bewoonster van het oude klooster. Jen is een prima meid. Ze weet wat leven is en daar houd ik wel van. Maar haar feesten zijn over het algemeen te saai voor woorden, enfin dat had ik zonet al gezegd. Toch wist Gio mij over de streep te trekken (ik schrijf vanaf nu Gio omdat ik a) Giovanni een vreselijk naam vind en b) er is geen b dus blijft het bij a) en voor ik het wist zat ik in de woonkamer van Jen, temidden van iedereen waarvan ik wist dat ze zouden komen. Geen onbekende gezichten, geen nieuwe meisjes, geen spannende mannen.

Het bakje met borrelnootjes ging van hand tot hand en zo nu en dan werd er een nieuwe wijnfles ontkurkt. Dit alles speelde zich af in een veel te ruime kamer waar vroeger de nonnen hun jaarlijkse kerstorgie hielden. Of zoiets. Een zwak peertje in dito lamp moest zorgen voor enige verlichting, maar waarschijnlijk was er in het donker meer te zien. De muziek stond veel te luid en bovendien was het kattengejank van de bovenste plank. Dat is dan wel weer jammer aan Jen, ze luistert voornamelijk obscure jodelmuziek uit oorden waar je nog niet dood gevonden wil worden. Temeer omdat überhaupt 'gevonden' worden in die contreien meer uitzondering dan regel is. Er werden flauwe moppen getapt en er werd met bier gemorst. Kort gezegd, ik begon me stierlijk te vervelen. Gio keek me hoopvol aan. Hij is het type die het iedereen naar z'n zin wil maken. En anders propt hij wel de nodige gezelligheid door je strot. Doch, lief bedoeld natuurlijk. Toen zelfs de cd speler uit lamlendigheid begon te repeaten, werd het me echt teveel en wankelde (mijn manier van lopen) ik naar het toilet. Het klooster was voor één helft afgesloten, de andere helft bestond uit kamers en hokjes waar je af en toe een bewoner in aantrof en soms complete leegte. Er hingen nog oude kroonluchters aan het plafond en met de neusgaten wijd open kon je zelfs nog de wierook van weleer opsnuiven. De wanden waren beschimmeld en bij elk kuchje kreeg je een oorverdovende galm te horen. Ik vloekte in mezelf omdat ik het meest essentiële van deze trip was vergeten. De vraag waar ik het toilet zou kunnen aantreffen. Nu liep ik doelloos én met een volle blaas door een tochtig gebouw met even verderop een lam feestje. Het leven werd er zo niet leuker op. Het feestje ook niet trouwens.

Ik begon me steeds meer van het feest te verwijderen en begaf me steeds verder in het oude klooster. In het ergste geval moest ik maar in een leegstaande ruimte tegen de muur pissen. Maar dat was dan toch wel echt de laatste optie, want ik vreesde dat het gebouw compleet zou instorten wanneer mijn warme urine kennis ging maken met de koude, vochtige wanden. Het leek me dan ook zinvoller de uitgang op te zoeken zodat ik gods water over gods akkers zou laten vloeien. Plots brak er een gigantisch geloei uit. Zo moet het luchtalarm van Rotterdam op 14 mei 1940 geklonken hebben. Het was echter de ringtone van mijn mobiele telefoon die ik niet lang geleden ingesteld had. Klonk zeer prettig in mijn eigen kleine studentenkamer, maar veroorzaakte een hels kabaal in dit verrekte pand. Op de display verscheen een onbekend nummer. Wie zou me op dit tijdstip van de dag bellen (we schrijven...ergens laat in de avond)? Met mijn gebruikelijke groet nam ik op. Aan de andere kant van de lijn waaide het. De persoon in kwestie bevond zich dus buiten. Vast een vreemde zeker, die verdwaald is zeker. Zal gauw eens vragen naar zijn naam.

'Met welke mafkees heb ik reeds het genoegen?'
'Uhm...hoi...met Elfje. Hihi'

Elfje. Mijn adem stokte. (Duizenden keren had ik zo'n zin gelezen. Ik boeken, tijdschriften, uittreksels. Nooit heb ik me een voorstelling kunnen maken van een verstokte adem. Zo moest dat dus voelen. Ik kreeg het zowaar benauwd.)

'Ja, hihi, ik had je nummer al die tijd nog bewaard...ben je er nog?'
'Huh, ja, natuurlijk. Natuurlijk ben ik er! Elfje! Ik ben erg nog! Hoe lang geleden is het nu?'
'Een miniatuur eeuwigheid misschien?'

God, dit was mijn Elfje. Alleen zo sprak Elfje en niemand anders. Het onbereikbare meisje dat bij de eerste ontmoeting verveeld aan een bierviltje plukte, op een late vrijdagavond in een kroeg. Een kroeg die ik destijds niet vaak bezocht maar op die bewuste avond als Ark diende, aangezien het buiten hard regende. De tent zag er van binnen nogal chaotisch uit. Lege flessen op de tafels, overvolle asbakken en hier en daar een ongevouwen krant. En Elfje natuurlijk met haar geweldige semi-ongeïnteresseerde blik. Een vreselijk krakende plaat van Lou Reed (naar ik meen Goodnight Ladies, de hekkensluiter van het album Transformer) illustreerde muzikaal de situatie waarin ik mij bevond. Snel had ik mijn kletsnatte jas aan over een barkruk gegooid. Elfje keek me heel kort aan, met haar grote bruine ogen, zuchtte eens diep en zette een pruillip op. Ze vroeg de barman haar glas weer gauw bij te vullen.

'Volgens mij heb ik toch een slechte verbinding hoor...Tim...hoor je me?'
'Sorry Elfje. Ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen.'
'Dat is dan toch bijzonder knap voor een praatzieke jongen'.

Elfje in een zwarte jurk. Ook zij moest schuilen voor de regen die inmiddels gerust stortbui genoemd mocht worden. Het regende zelfs ín de Ark dankzij een lekkage. Ze had een beetje kippenvel van de kou en keek af en toe wat zenuwachtig op haar horloge - waarna ze steevast een zachte vloek liet horen. Ze had haast. Vast en zeker. De plaat van Lou Reed liep teneinde en werd vervolgd met The Sound. De barman was in een gezellige bui vandaag.

'Elfje...waar bel je vandaan in hemelsnaam?'
'Dat is een verrassing'.
'Je staat toch niet voor mijn deur he? Zeg me dat het niet zo is. Ik ben niet thuis. Zit in een eh... klooster. Ergens. Verdwaald geloof ik.'


Over twee weken deel 2.