Meester Prikkebeen

December. De maand die door iedereen totaal verschillend wordt ingevuld. Maar over het algemeen zou er in iedere huiskamer een feestelijke stemming moeten heersen. Met natuurlijk de “onweerstaanbare” shows van Ron Brandladder op de tv en de gezellige meezingspelletjes waar artiesten als Pussycat en consorten hun laatste ademhalingstechnieken mogen tonen. Dit alles onder het genot van bitterballen en ander randvoedsel. Vrouwen stoppen spontaan met lijnen en mannen kunnen zich ongegeneerd in de alcohol dompelen. Het lijkt wel carnaval. Alles mag, want het is december.
De keerzijde is echter meteen zwartgallig en alles behalve gezellig. Vader die, vanwege zijn uitgebleven kerstbonus, zich helemaal klem zuipt en zijn vrouw en kinderen door de kamer schopt. Of de kermende, dakloze asielzoeker op de kerstmarkt, struinend naar weggegooide en bedorven oliebollen. Gelukkig zijn er voor al deze slachtoffers meer dan voldoende hulpinstanties in het leven geroepen. Het Leger des Heils, de plaatselijke kerkelijke inzamelingsacties en natuurlijk de opvangcentra die rond deze tijd weer helemaal vol zitten. Want er is altijd nog wel plek in de stal. Een oude kribbe fungeert desnoods als bedstee.

Ik heb zelf ooit in een opvangcentrum gewerkt voor daklozen. Veel stelde dat eigenlijk niet voor. Bij binnenkomst moest de cliënt in kwestie zich verplicht douchen en na dit badritueel werd er een maaltijd voorgeschoteld. Om elf uur was het bedtijd en kreeg iedereen nog zijn of haar laatste medicatie toegediend. De nachtportier zorgde voor een rustig verloop van de nacht. Om acht uur 's Morgens werden ze gewekt en weer op straat gezet. Een aardige structuur en niet al teveel poespas. Bed, bad en brood: zo luidt het devies.

De daklozen waren, althans tijdens hun verblijf op de opvang, behoorlijk uitgelaten. Een warm bord eten en een schone pyjama doen immers wonderen. Ze voelden zich thuis maar vooral ook welkom. Je moet je voorstellen dat ze wellicht net voor de zoveelste keer door agent Vlijmscherp bij een grootwinkelketen zijn weggestuurd, omdat ze zich even wilden warmen.
Er werden schuine moppen getapt en ach, af en toe gebeurde wel eens iets. Dan zag iemand het even niet zitten en begon ie te dreigen met zelfmoord. Maar dat was meer uitzondering dan regel. Ja, ik zou haast willen zeggen dat het een gezellige boel was daar op de opvang. En elk beetje liefde dat je gaf maakte de dag van een dergelijk persoon weer helemaal goed.
Toch begon de stemming wat grilliger te worden rond de maand december. Sommigen kwamen zelfs niet meer opdagen en als ze dan al kwamen, meestal straalbezopen en blut zodat wij ze weer de deur moesten wijzen. Het douchen ging nu ook met veel meer gemor en de begeleiders kregen vervelende woorden naar hun hoofd gesmeten. Een cliënt kreeg zelfs een enorme huilbui na het zien van een vrolijke kerstreclame op tv. Binnen enkele weken zag ik “mijn jongens” langzaam veranderen in dronken lorren die zichzelf niet meer verzorgden en zich steeds meer fatalistisch gingen opstellen. Ze misten hun familie, ze misten de gezelligheid die ze tijdens deze dagen wel ooit hebben gekend. Het werd koud en ze werden overal weggejaagd. De stal waar ze konden schuilen, elke nacht weer, werd gedomineerd door depressieve lotgenoten die de laatste restjes soep lieten staan omdat ze hun buik vol hadden van gemis en verlangen.

Het viel mij toen op dat we prachtige aanbiedingen kregen van allerlei instanties die ons wilden helpen. Of liever gezegd, die de daklozen wilden helpen om deze maand goed door te komen. De lokale brandweer had bijvoorbeeld alles wat over was gebleven van de kerstmaaltijd aan onze stichting gegeven om dit weer te verdelen onder de daklozen. De lokale breiclub had zich drie maanden uitgesloofd op het maken van sjaals en enkele buurtbewoners deponeerden oude kerstboomversiersels in de brievenbus van de stichting.
“ Dit is een unieke kans om een feestmaaltijd voor de feestdagen te organiseren”, aldus een dienstdoende medewerker. Alles werd uit de kast gehaald, slingers, lampjes en ander gezelligheidsdecorrage . Er werden speciale vergaderingen ingepland en iemand kwam nog met het briljante idee om bubbelchampagne te serveren in plaats van echte. Logisch met al die alcoholisten die zelfs terpentine aanlengen met water, om ook maar een beetje alcohol in hun bloed te krijgen.


Op kerstavond was het dan zover. Het diner voor de daklozen zou feestelijk opgediend worden zodra ze klaar waren met douchen. Menig cliënt werd hiervan op de hoogte gebracht maar het werd nogal nonchalant opgevangen. “Ach, als het zover is dan hebben ze er best wel zin in," dachten wij nog. Het tegendeel bleek waar. Mijn collega’s hadden met de beste bedoelingen het geheel fantastisch verzorgd. Het, normaal kille, opvangcentrum leek een heus restaurant. “Dit moet de avond van hun leven worden", riep een medewerker nog enthousiast.

De avond werd een hel. Sommigen trokken het hoofdgerecht niet eens en gingen naar bed, anderen aten het uit beleefdheid op maar met een sip en triest gezicht. Velen vertelden verhalen over hoe ze vroeger hun kroost verwenden met cadeaus. En over hun vrouwen en buurtfeesten. Hoe het allemaal was maar vooral hoe het had kunnen zijn. De avond gaf me een maf gevoel. Aan de ene kant was ik blij dat een aantal openhartig gesproken hadden over hun verleden, maar het werd met zoveel triest- en uitzichtloosheid verteld, dat het ons allemaal droevig stemde. Toen iedereen naar bed ging, ruimde en waste ik stil af met een collega. We waren alle twee zo in gedachten verzonken, dat we niet eens merkten dat er nog iemand van de daklozen in de keuken stond. Hij slofte langzaam naar me toe en liet een foto zien van zijn twee kinderen. Met tranen in zijn ogen en trillende handen liep hij naar zijn kamer. Ik wist genoeg.

Soms zie ik ze nog wel eens, de jongens in de stad. Ze kennen mij niet meer. Of willen mij niet kennen. Ze willen niemand kennen hoogstwaarschijnlijk. Het leven is voor hen van de ene verzorger naar de ander pendelen en hopen op een klein beetje aandacht. Deze dagen hoef je ze niets extra’s toe te stoppen. Deze dagen zijn voor hen het moeilijkst van allemaal. Moeilijker dan een nacht kleumend op straat vertoeven. Een kort knikje met een glimlach van iemand, kan al voldoende warmte geven. Misschien wel meer dan 2 warme dekens.

Lantaarnopstekers gaan stil door de nacht, hij speelt zijn
draailier voor hun harige gezicht
Slaap gerust, sluimer zacht.
(Boudewijn de Groot -Meester Prikkebeen)