Martin Scorsese over The Irishman: ‘cinema is een gemeenschappelijke ervaring’

De nieuwste film van Martin Scorsese heeft er ruim een decennium over gedaan om te materialiseren. The Irishman, dat afgelopen zondag de internationale première beleefde op het London Film Festival, zat jarenlang in ‘development hell’, mede door het gebrek aan een geldschieter en twijfel over de technische haalbaarheid van het project. Volgende maand verschijnt de film dan toch; eerst een paar weken in de bioscoop en daarna bij iedereen thuis op Netflix. Tijdens een persconferentie op het festival vertelden Scorsese en acteurs Robert De Niro en Al Pacino over de lange aanloop van The Irishman en FOK! was aanwezig om te horen wat ze te zeggen hadden.

The Irishman kwam tot stand bij toeval, tijdens de voorbereidingen die Scorsese en De Niro aan het doen waren voor een andere film die ze wilden maken. Het duo probeerde, halverwege het vorige decennium, een nieuw project te ontwikkelen dat paste bij de films die ze samen maakten in de jaren 70 en 80. Ze kwamen uit op het boek The Winter of Frankie Machine van Don Winslow, over een ex-mafia huurmoordenaar die weer terug wordt gehaald om een oude gunst te vereffenen. Als onderzoek voor de hoofdrol, die De Niro zou gaan spelen, kreeg hij het boek I Heard You Paint Houses van Charles Brandt. "Toen ik dat had gelezen heb ik tegen Marty gezegd: hier moet je naar kijken. Dit is wat we moeten doen", aldus De Niro. Het zou nog twee jaar duren voordat er een scenario voor de film was en daarna werd het moeilijk om alle betrokkenen bij elkaar te krijgen: naast De Niro en Scorsese ook Joe Pesci en Al Pacino. Diverse andere projecten zaten qua planning in de weg of kregen prioriteit: Scorsese ging onder andere aan de slag met Hugo en het duurde tot 2012 voordat de cast een scriptlezing deed en daar een opname van maakte om interesse voor financiers op te wekken. Scorsese was toen ook bezig met The Wolf of Wall Street en wilde daarna focussen op Silence, een ander langlopend project wat hij uiteindelijk in 2016 uitbracht. In al die tijd leidden problemen met het budget tot het wegvallen van financiers totdat Netflix uiteindelijk besloot de rekening te betalen.

The Irishman: Jane Rosenthal, Al Pacino, Robert De Niro and Martin Scorsese (persconferentie) (Foto: Gareth Cattermole/Getty Images for BFI)
Producer Jane Rosenthal, Al Pacino, Robert De Niro en Martin Scorsese (Foto: Gareth Cattermole/Getty Images for BFI)

Veel van het publiek voor The Irishman zal de film daardoor uiteindelijk thuis zien. Het is immers, sinds het (legaal en illegaal) downloaden van films mogelijk werd, voor veel filmliefhebbers makkelijker geworden om een actuele film gewoon thuis op de bank te kijken. En sinds Netflix zelf films uitbrengt en die soms helemaal geen bioscooprelease geeft is thuis kijken voor sommige titels de enige mogelijkheid geworden. Kijkers zijn gewend geraakt aan lui op de bank met een zak chips en de koelkast binnen handbereik, wat in theorie straks minder mensen naar de bioscoop zal lokken voor The Irishman, die 3,5 uur duurt. Dat leidt natuurlijk tot de vraag wat ‘cinema’ tegenwoordig is. Het is niet meer per sé het bezoek aan de bioscoop om een film te zien. Moeten we we wellicht heroverwegen wat we vinden dat de term cinema inhoudt?

“We zitten middenin die heroverweging”, vindt Scorsese. “Het is niet zozeer een evolutie van wat cinema is, maar een revolutie. Nog groter dan toen cinema geluid kreeg. Het is een revolutie van cinema zelf, zoals iets van 120 jaar geleden. En niet alleen op een manier die heel goed is voor de vertellende film, maar nieuwe technologie maakt dingen mogelijk die eerder niet voor te stellen waren. En dat opent het originele concept van wat een film is en waar je die kunt bekijken. Dat is nu zo radicaal veranderd; er komen natuurlijk films aan in virtual reality, of met hologrammen, of allerlei soorten dingen waar we nog niets van weten. Maar wat we altijd moeten houden, wat we moeten beschermen, is de gemeenschappelijke ervaring. En die is het beste in de bioscoop. Nou worden huiskamers natuurlijk ook bioscopen en dat is een enorme verandering waarvoor je open moet blijven staan. Er is echter geen twijfel over dat het zien van een film met een publiek heel belangrijk blijft.

“Er is alleen wel een probleem en dat is dat een film wel gemaakt moet worden. En wij kwamen in de problemen met de mogelijkheden die we hadden. Om verschillende redenen, maar vooral financieel. Dat had te maken met de CGI voor deze film; de reden daarvoor was wat gecompliceerd, want op een zeker moment hadden deze acteurs nog wel jongere versies kunnen spelen, maar na verloop van tijd kon dat niet meer, en toen hadden we eventueel jongere acteurs kunnen gebruiken, maar dat leek ons niet zo zinnig en toen dachten we aan CGI en wilden we daar eens een experiment mee doen. En CGI is in deze zin eigenlijk een verlenging van make-up. Daarvan accepteer je als kijker bepaalde normen. Je weet dat een acteur niet echt zo oud of jong is, maar je accepteert dat als een norm. Je accepteert de illusie.

“En dan is er een partij die je de mogelijkheid geeft de film te maken zoals je wilt, maar het zal wel beschikbaar komen in streaming-vorm, voorafgegaan door een bioscooprelease. Op zo’n moment dacht ik, voor dit specifieke project, we moeten die kans aangrijpen [om de film überhaupt te kunnen maken, red]. Wat streaming betekent en hoe dat een nieuwe vorm van cinema gaat definiëren, daar ben ik niet zeker over. Ik heb een tijdje gedacht dat langer lopende tv-series een vorm van cinema waren, maar dat is niet zo. Het is simpelweg een andere kijkervaring, waarin je meerdere afleveringen achter elkaar kijkt, of één per week. Dat is toch iets anders dan, en dat moet beschermd worden, de unieke ervaring, van het beleven van een film met, idealiter, een publiek.

“Maar er is ruimte voor zoveel andere vormen van beleving. En die zullen zich met elkaar vermengen. De waarde van een film die als een pretparkfilm is, bijvoorbeeld de Marvel-achtige films, waarbij de bioscopen pretparken worden, dat is een ander soort ervaring, en ik heb dit al eerder gezegd, dat is geen cinema. Het is iets anders, of je daar nu van houdt of niet. Het is iets anders en daar moeten we ons niet door laten overnemen. Dat is een belangrijke kwestie, waar bioscoopexploitanten aandacht voor moeten hebben, zodat er ruimte blijft voor de vertellende film. En een vertellende film kan ook één lange take van drie uur zijn, natuurlijk. Het hoeft geen klassieke begin-midden-einde structuur te hebben.”

The Irishman: Robert De Niro, Al Pacino

Belangrijk in de film is het eerder genoemde gebruik van CGI, waarvoor in 2013 al een screentest werd gedaan om de haalbaarheid te bepalen. De film vertelt het verhaal van Frank ‘The Irishman’ Sheeran in flashbacks op zijn leven en moet dus De Niro, maar ook Joe Pesci en Al Pacino, tonen als jongere mannen dan ze nu zijn. Volgens Al Pacino was de techniek echter niet cruciaal in het eindresultaat. “Zoals al gezegd, het is gewoon een vorm van make-up”, aldus Pacino. “Maar als een acteur speel je gewoon een rol waarvan je hoopt dat je er geschikt voor bent. En als je dat speelt, dan maakt het, en misschien klinkt dat raar, maar het maakt niet zo uit hoe je eruit ziet. En dat is eigenlijk wel waar, want ik heb de film gezien zonder de effecten erin, en ik ging er gewoon in mee. Ik dacht er niet over na; het is gewoon een verhaal en dat is zo goed weergegeven, door de visuals en de kostuums en het acteerwerk, dat ik er sowieso wel in meeging. Ik dacht niet na over de rimpels in de gezichten.”

The Irishman is vanaf 14 november te zien in bioscopen, waarna de film op 27 november beschikbaar wordt op Netflix.