Ma Flodder in tijgerlegging

De man met de rode neus wordt verdacht ook al drinkt hij niet ~ Chinees gezegde.

Sinds enige tijd resideer ik in een keurig pittoresk Noord-Hollands dorpje, waar de kinderen nog op straat spelen, de deuren nooit op slot hoeven, de SRV-wagen nog door de wijken schrijdt en iedereen elkaar kent. En het gekke is, het bevalt me prima. Dat zal ongetwijfeld met de leeftijd te maken hebben. Het vierde decennium rammelt immers nadrukkelijk aan de onafgesloten poort (voor de pabostudenten onder ons: ik word 30). Maar heel af en toe krijg ik toch nog steeds een beetje jeuk van de lenen.nl-gezinnetjes in hun Opel Meriva's of Citroën Berlingo's. Gelukkig is de remedie tegen deze kwaal binnen handbereik. Of beter gezegd, binnen het bereik van míjn oerdegelijke gezinsauto.

Op slechts 22 kilometer afstand van de middenscheidingen, helblauwe polo’s en bakjes aardbeien langs de weg, ligt namelijk het lustoord van de Hollandse onderklasse. De Beverwijkse Bazaar. Of Zwarte Markt, zoals het in de volksmond wordt genoemd. Voor degenen die de Beverwijkse Bazaar niet kennen, volgt hier de Wikipediaanse samenvatting: Vanaf het moment dat op 13 september 1980 de eerste Zwarte Markt werd gehouden in het oude gebouw van de groente- en fruitveiling, was het een groot succes. De eerste dag waren er al 14.000 bezoekers en ongeveer 500 handelaren. Inmiddels trekt de grootste overdekte markt van Europa zo’n 65.000 bezoekers per weekend, wat neerkomt op bijna 3.5 miljoen bezoekers per jaar.

Leuk en aardig natuurlijk, dat Wikipedia, maar deze sobere omschrijving laat een heel belangrijk punt buiten beschouwing. Want hoewel de meer dan 3000 marktkraampjes en enkele honderden eettentjes een leuk aanzicht geven, zijn het toch voornamelijk de bezoekers voor wie ik de kwinkelerende vogeltjes eventjes laat voor wat ze zijn. De Zwarte Markt is het walhalla voor ingedutte dorpelingen. En dan heb ik het niet zozeer over de omvangrijke Turkse enclave, waarbij Istanbul in vergelijking een klein dorpje met SRV-wagen is. Nee, ik heb het over de zonnebankbruine dames van middelbare leeftijd met tijgerleggings, peroxide blonde haren, metersdiep decolleté en getatoeëerd streepje om hun veel te rode lippen. In de regel worden zij geflankeerd door spierbundels met glimmende oorbellen, grote gouden kettingen, volgetattoeëerde lijven en matjes in de nek.

Iedereen die in Moerwijk met de rug wordt aangekeken, in Bos en Lommer voor uitschot wordt uitgemaakt of door Hannah Tokkie op de vingers wordt getikt wegens asociaal gedrag, treft elkaar op de grootste markt van Nederland. En ons dus ook. Afgelopen weekeinde was het weer tijd voor een anti-middenscheiding-dag.

Op ons boodschappenlijstje staan een wit horloge, wat mango’s en een ladinkje sokken. Maar eerst een broodje kebab en een Belgische wafel. En natuurlijk de broodnodige vitaminen voor de burgerlijke ogen. We vleien neer op één van de spaarzame lege stoeltjes. Voor een paar euro op de eerste rang, en lachen maar. De bonte stoet die aan onze ogen voorbij trekt, tart ieder voorstellingsvermogen. Een gekostumeerd bal waar Sissi jaloers op zou zijn. Levenselixer voor mijn bedompte geest.

Na drie uur en ontelbare piercings keer ik terug in de realiteit. De plicht roept. Dus struinen we even later met tegenzin door de groente- en fruithal. Mango’s zo ver het oog reikt. Voordat ik kan voordringen om te vragen wat de groen-rode steenvruchten moeten kosten, worden ze bedolven onder een half pak Javaanse Jongens, uitgerocheld door Ma Flodder in hoogsteigen persoon. “Ik had eigenlijk toch al niet echt trek in fruit”, zegt mijn vriendin. We besluiten terug te lopen. De zon verwelkomt ons met een deken van warmte. Tijd voor de tweede helft. Onder het genot van een broodje haring en een softijsje (ik ben altijd al een liefhebber geweest van onorthodoxe combinaties) duwen we twee niet-kappersgezinde bankzitters van middelbare leeftijd een stukje opzij om plaats te nemen in de business seats.

In blessuretijd snellen we nog even naar binnen voor wat sokken. Bezweet arriveren we bij een kledingkraampje dat bulkt van de kleding die is overgebleven van de uitverkoop uit 1986. “Die sokken zijn niet echt nodig volgens mij,” zeg ik terwijl ik het water van mijn voorhoofd veeg.
“Nee, en dat horloge ook niet, de tijd staat hier toch stil.” antwoordt mijn vriendin en wijst naar het prijskaartje van een tijgerlegging. De prijs staat er nog in guldens op.

En zo keren we zonder wit horloge, zonder mango’s en zonder sokken terug naar de auto. Naast ons staat een graatmagere man met een vlassig snorretje. Er hangt een opzichtige hoeveelheid nepgoud om zijn pols en nek. In de kofferbak van zijn vuurrode Toyota Celica zit zijn dochtertje. Ze steekt haar beentjes naar voren, en roept: “Schoenen aan!” De kilo’s verguld metaal klateren luid als vader een paar schattige roze schoentjes uit de schoenendoos pakt.
“Wat een fokking gave schoentjes!” roep ik. De man klatert zich om. De getatoeëerde draak in zijn nek lijkt vuur te spuwen.
“Dank je,” zegt hij met opvallend rustige stem, “Uw lucht gedempt schoeisel van Nike is ook niet te versmaden. En de legging met tijgermotief is eveneens een excellente keuze van uw geliefde, dunkt mij.”