Oorhaar

Natuurlijk, ik wist het al een tijdje. De televisie staat een tikje harder, afspraken nestelen zich niet meer in mijn geheugen, mijn knieën kraken bij het opstaan, een avondje uit kost me een dag of drie om te recupereren, mijn hoofdharen hebben het warme nest massaal de rug toegekeerd en de lachrimpeltjes verdwijnen niet als ik chagrijnig ben. Oké, leuk is anders, maar de fontein der eeuwige jeugd is nog altijd niet ontdekt. Ik nam het voor lief.

Iedere verjaardag word ik met mijn neus op de feiten gedrukt. Negenentwintig betekent voor de buitenwereld immers ‘bijna dertig’, dertig ‘nooit meer een twintiger’, drieëndertig ‘midden dertig’ en nu ik vijfendertig ben geworden ‘ga ik richting de veertig’. Altijd klink ik ouder dan ik me voel.
Dus kijk ik elke dag uitgebreid in de spiegel. Ik zie er vandaag hetzelfde uit als gisteren. Ik zag er gisteren ook hetzelfde uit als eergisteren en toen zag ik er precies hetzelfde uit als de dag daarvoor. Enzovoorts. Dus zie ik er over tien jaar nog precies hetzelfde uit als nu. Gezichtsbedrog in de vorm van kraakheldere logica. Geen rimpel tussen te krijgen. Zeker niet met een driedubbele dosis Revitalift Q10 wondercrème. 

Vandaag stortte mijn jeugdige façade echter als een kaartenhuis in elkaar. Mijn mond, neus en ogen waren nog identiek. Zelfs de ruïnes van mijn hoofdhaar leken voor even ontsnapt aan de kaalslag die mijn hormonen aanrichten. Slechts één obstinate dwarsligger was aan het ouderlijk huis ontsnapt en bevond zich op mijn oor. Ik veegde hem snel weg. Althans, dat was de bedoeling. Toen de naarling na drie pogingen nog altijd niet van wijken wilde weten, begon ik te vermoeden dat er meer aan de hand was. Dit was niet zomaar een haar, dit was een Oorhaar. Die was er gisteren nog niet. Nu de grond in het noorden dor en hard is geworden, trekken de gewassen blijkbaar naar vruchtbaardere gronden.

In de brugklas was ik bevriend met een jongen die net als ik geïntrigeerd was door oude dames en heren, die door ons liefkozend werden aangeduid als ‘bullen en beppen’. De vreemdsoortigste creaturen werden opgenomen in de vermaarde ‘bullenlijst’. De Neusbul, legendarisch vanwege zijn bloemkoolneus, voerde het klassement lange tijd aan. Hij had een straatlengte voorsprong op de Bochelbul en de Oehbul. Maar vlak voordat we hem in het zonnetje wilden zetten als bul van het jaar, stuitten we op iets wat we nog nimmer hadden gezien. We keken elkaar aan en wisten het allebei: dit was buitencategorie. Onze nieuwe held, die ons zojuist had gepasseerd, had een haardos waarvan Tina Turner zou watertanden. De dos groeide echter niet op zijn hoofd, maar in zijn oor. De haren waren zeker twintig centimeter lang. We doopten hem: de oorhaarbul. Onze fascinatie voor bejaarden nam af met de tijd en stierf een stille dood. Net als de oorhaarbul waarschijnlijk.

Er gingen dagen voorbij dat ik niet aan ons voormalige idool dacht. Maar ik ben bang dat deze dagen voorgoed tot het verleden behoren. Het enige wat ik daarvoor hoef te doen is in de spiegel te kijken. Nog even en ik ben de nieuwe oorhaarbul. Angstvallig ontloop ik alle pubers en ander gespuis, die mij tot onderwerp van spot zouden maken.

Met veel pijn en moeite heb ik De Haar van mijn oorschelp verwijderd. Toch ben ik er niet gerust op. Dit is het begin van het einde. Er zullen gelijkgestemden neerstrijken op het kraakbeen. Wat Benidorm is voor bejaarden, zullen mijn oren zijn voor gezichtsbeharing. Een lustoord dat zijn weerga niet kent. 

Rimpels en wallen zijn pardoes vervallen tot irrelevante details. Laat ze maar komen, het zal me een zorg zijn. Al kraken al mijn botten als een zak ribbelchips. Maar alsjeblieft, geen oorhaar.