Dodelijke date 50

Hier lees je de vorige delen...

Tot nu toe liep het gesmeerd. Het was precies drie uur in de middag, de tijd dat alle beveiligers van wacht wisselden. Wij kregen totaal geen extra aandacht van andere beveiligers. Ze waren in een feeststemming. De wachtwisselingen waren intensiever omdat vaste beveiligers de tijdelijke beveiligers zo goed mogelijk moesten inlichten, ook in de centrale meldkamer, waar alle beelden en gebeurtenissen van alle bunkers op beveiliging en bewaking gecontroleerd werden. Het volgende plan werd uitgevoerd. Karl zou naar de videokamer gaan en daar proberen de net gemaakte beelden bij de fontein te wissen. Een gevaarlijke opdracht, maar dit was waar ik hem voor nodig had. Veronderstel dat Fabio en andere belangrijke kopstukken het overleven en zij komen erachter wat de oorzaak is en hoe het gedaan is, dan moeten ze via de beelden mijn dood en die van Karl niet op een presenteerblad krijgen. Met andere woorden: ik zag het wissen van de beelden als het kopen van tijd.

Een van de voor mij vreemde beveiligers kwam naar mij toelopen en vroeg wat ik hier deed.
‘Heb je het smoelenboek goed bestudeerd?’ vroeg ik hem.
‘Wat heeft het smoelenboek met mijn vraag te maken?’
‘Alles, boerenpummel. Ik hoor bij het personeel, Martha van Salingen, sukkel, de arts hier.’
Ik wist dat je dit soort gasten zo moest aanspreken. Het zou respect afdwingen. Ik zag even een vertwijfeling bij hem, maar hij verdween na in zijn boek te hebben gebladerd. Ik bedacht mij ineens dat ik geen rekening had gehouden met dit feit, dat de nieuwe beveiligers het smoelenboek van al het aanwezige personeel moesten inzien. Velen deden dit simpelweg niet. Ik liep langs de controlekamer en zag Karl druk bezig. Wat hij aan het doen was, kon ik niet vaststellen, maar dat kwam door mijn gebrek aan technische kennis. Ik liep door naar mijn behandelkamer en als het Karl zou lukken, zou hij ook komen. Ik liep weer langs de fontein en zag hoeveel mensen passeerden, ook mensen die nog aan het opbouwen waren, mensen die niets met de organisatie van Fabio Cambino te maken hadden. Bloemisten, leveranciers van eten, obers. Plotseling had ik het gevoel te willen huilen. Ik hoopte dat Karl snel zou komen. Ik kroop het bed in waar Karl in gelegen had en wilde slapen, maar ik bleef huilen. Ik probeerde het huilen te begrijpen. Er werd op mijn deur geklopt. Karl zou niet kloppen, wie was het? Een onbekende beveiliger, voor mij, wierp een brief op mijn behandeltafel. Ik veegde mijn ogen hard droog met het laatste stuk van mijn lange mouwen. Het was de uitslag van een bloedtest uit het laboratorium.

Ik had de brief geopend en stopte niet meer met janken nadat ik de inhoud gelezen had. Ik kon niets meer terugdraaien, de fles was geleegd in de fontein. Er zouden veel mensen ziek worden. Ik had Karls bloed kort na de aanval op hem opgestuurd naar het lab. Hij stond erop dat ik het deed. Hij wilde weten of hij Aids had opgelopen. In de brief stond dat hij positief was. Hij had Aids. Ik begon spontaan te bidden, iets wat ik nog niet eerder gedaan had.
‘Wil je werkelijk dat ik hier heel mijn leven blijf, God? Is dat wat je wilt? Dat ik Karl verzorg tot zijn dood hier? Hij zal nu niet meer mee willen met mij want hij moet verzorgd worden, ook voor dat andere, en die last zal hij niet willen zijn voor mij. Beweeg hem dat hij meegaat.’
Mijn vingers waren in elkaar gevlochten. Ik perste ze hard in elkaar totdat het zeer deed. ‘Laat alles niet voor niets zijn. Bescherm hen die er niets mee te maken hebben. Ik heb een fout gemaakt. Een dodelijke en verschrikkelijke fout.’

Mijn laatste zin kwam er sissend van woede uit. Ik hoorde mijn deur dichtslaan. De brief lag nog open op de behandeltafel. Hij las hem zonder iets te zeggen. Daarna ging hij naar zijn bed. Daar lag ik inmiddels ook en huilde zacht. Hij kroop tegen mij aan en legde zijn arm om mijn middel.
‘Ik heb mij nog nooit zo triest gevoeld’, zei ik.
‘Aids is niet meer dodelijk, schat’, zei hij rustig.
‘Maar leukemie wel, lieve Karl, en dat staat er ook. Acute myeloïde.’
‘O, ik dacht dat dit met de Aids te maken had. Dus ik ben sowieso ten dode opgeschreven?’
Het was een paar minuten doodstil.
‘Wil je mij even alleen laten lieverd?’
Ik kroop voorzichtig uit het bed en verdween de gang op. Het was vier uur in de middag. Het feest was nog een kleine vijf uur verwijderd van het hoogtepunt. Er zouden verschillende lokale artiesten optreden. Hoe kon ik denken dat ik alleen de maffia zou raken met deze dodelijke actie van mij? Mijn logisch brein werkte niet meer zoals het werkte voor mijn gevangenneming. Ik besefte ook dat de schuldigen van alle zieken niet aangewezen zouden kunnen worden. Karl had de beelden kunnen verwijderen. Mochten ze er al achter komen dat de vijver de bron was, dan zou het heel goed kunnen dat dit een natuurlijk gegeven was. Legionella-bacteriën houden zich ook op in stilstaand water met de juiste temperatuur. Dan zou het weghalen van de beelden weer in ons nadeel kunnen werken. Mijn god! Ik werd gek van mijn eigen gedachtes.

Ik gooide de deur van mijn appartement dicht. Ik was er slechts een paar keer geweest. Het was er nu rommelig en niet schoon. Plotseling waren alle lichten uit. Ik hoorde de koelkast ook uitslaan. De lampjes van mijn oven en magnetron waren ook uit. Ik zag door het raam, dat de binnenkant van de bunker liet zien, een hoop geren en geschreeuw van beveiligers. Mijn gedachten sloegen op hol: ‘De fontein staat ook stil. De video-opnames ook? De centrale meldkamer zonder stroom?’ Ik trok mijn witte jasje aan en wilde op een of andere manier de dokter spelen. Ik wist niet wat mij bewoog, ik had het niet aan toen ik binnenkwam. Misschien omdat ik het nu zag hangen. Ik liep zo snel als ik kon naar mijn behandelkamer voor verder overleg met Karl. Ik moest mijn best doen om de rennende beveiligers niet voor de voeten te lopen. Maar ook de vele jonge vrouwen die probeerden te begrijpen wat er aan de hand was. De deuren van hun cellen waren uit de elektronische beveiliging geschoten door de stroomonderbreking. Eindelijk, na vijf minuten door de bunker te hebben gelopen en weer moeten stoppen omdat onbekende beveiligers wilden weten wie ik was, was ik weer in mijn behandelkamer. Karl was de grote afwezige hier. Er sloeg een voor mij onbekende paniek toe. Ik kreeg het warm en koud op hetzelfde moment. ‘Is hij opgepakt? Een verdachte? Alle plannen die ik had gemaakt leken niet meer op te volgen. Na ongeveer een kwartier gingen alle lichten weer aan, maar de rust leek nog lang niet hersteld op de gangen. De jonge vrouwen werden nu ook met behulp van de oude garde beveiligers naar hun cellen gebracht.

Met gebalde vuisten zat ik te wachten in mijn behandelkamer. Twee meisjes van een jaar of achttien werden naar binnen gegooid door beveiligers.
‘Behandel deze maar dokter!’ schreeuwde een beveiliger. Ze waren op de grond gevallen en keken mij snikkend en angstig aan. Hun kleren waren half van hun lijf gerukt. Ik wist hoe laat het was met deze meisjes, hoefde hen niet meer te vragen of ze verkracht waren.
Ik troostte hen minutenlang. Hun verdriet en spijt leken eindeloze gaten in hun ziel te hebben geslagen. Mijn deur sloeg weer dicht.
‘Karl?!’ zei ik en keek hem snel aan, daarna de meisjes.
‘Gaan jullie maar douchen.’ Ik wees naar de deur waar de douche zich bevond. Ze verdwenen direct. Douchen wilden ze allemaal na de verkrachtingen. Maar ook zagen ze Karl als een van de beveiligers. Ze leken een panische angst voor hem te hebben, ook al omdat ze mij nog niet kenden.

‘Karl, Jezus, waar was je nou man?’ vroeg ik. Hij had een vreemde gelaatsuitdrukking. Geen zachtheid meer, maar iets griezeligs, iets onherkenbaars voor mij.
‘Alles komt goed, lieverd, echt alles komt nog steeds goed’, zei hij rustig.
‘Hoezo? De plannen kunnen niet meer doorgaan. Alles loopt in het honderd Karl. Wij, of liever gezegd ik, heb geen rekening gehouden met alle slachtoffers die niets met die hele maffia en de Cambino’s te maken hebben.’
‘Denk je dat? Ze zijn misschien minder schuldig aan moord en ontvoering maar ze eten allemaal, echt allemaal, uit de ruif van de Cabino-familie. De artiesten, het uitzendbureau van beveiligers enzovoort. Dacht je nu werkelijk dat Fabio Cambino hier absolute vreemden bij zou halen? Mensen die zij niet kennen? Denk je dat nu werkelijk, Martha? Het zou zomaar een groep FBI-agenten kunnen zijn, toch?’
Ik zei niets meer, maar voelde wel een opluchting.
‘Echt Martha, het is allemaal familie. Allemaal mensen die voor een rechter zullen verklaren dat Fabio Cambino een heilige is naast Jezus Christus zelf. Je hebt nog steeds het juiste gedaan. Maar je plannen heb ik zonet aangepast.’
Na deze woorden drukte hij sleutels in mijn handen.
‘Aangepast?’ vroeg ik. ‘Hoezo aangepast? Wat bedoel je? Je gaat mee hoor!’ schreeuwde ik.
‘Nee, ik ga niet mee. Ik dek jouw aftocht en dat zijn de sleutels van een snelle BMW die even buiten de bunker staat in westelijke richting. Een vriend van mij, Carlo, brengt je verder, tot aan de grote weg. Ik heb hem al mijn spaargeld gegeven, zo’n half miljoen euro. Hij weet niet dat ik doodga. Maar hij wilde een nieuw leven opbouwen terwijl zijn familie hier blijft. Fabio heeft een contract op zijn hoofd gezet omdat hij met zijn vrouw gezoend zou hebben. Dus ik heb hem bij zijn ballen als hij niet levert.’