Lachen om een atoombom

Volgens mijn vrienden heb ik een goed gevoel voor humor. Vooral met een paar biertjes op, kan ik behoorlijk ad rem en scherp uit de hoek komen. De beoordeling of humor goed of slecht is, is echter afhankelijk van het publiek wat hieraan blootgesteld wordt, en hier gaat het nog wel eens mis. Van mijn vrienden weet ik feilloos wat ik wel of niet kan zeggen. Ik weet waar de grens ligt en ga daar dan ook niet overheen. Toegegeven, het is soms op het randje, maar dat ligt nu eenmaal in mijn aard. Mijn vrienden weten dat van mij en kunnen dat ook wel waarderen. Ik vergeet echter nog wel eens dat mijn opmerkingen niet alleen worden gehoord door de personen met wie ik in gesprek ben, maar ook door omstanders.

Soms pakt dit ook goed uit. Tijdens een ‘talenten’-showcase voor studenten waren een vriend en ik, na elk optreden onze mening over dit optreden aan het bespreken. Dit ging op een wijze waar Waldorf en Statler een puntje aan hadden kunnen zuigen. We waren onderling in gesprek, maar het publiek om ons heen kon natuurlijk ook meegenieten. Na twee optredens werden we samen het podium opgesleurd om daar als ad-hoc presentatoren en-public verder te gaan met onze kritiek. Als we ons van te voren hadden ingeschreven, hadden we die show waarschijnlijk nog gewonnen ook.

Helaas zijn er ook momenten geweest waarop toehoorders totaal niet gecharmeerd waren van mijn gevoel voor humor, terwijl degene tegen wie de opmerking gericht was dubbel ligt van het lachen. Een voorbeeld uit het leven gegrepen.
Ik heb net de kroeg geopend en ben nog bezig met het klaarzetten van glazen, asbakken en dergelijke, als de eerste twee gasten al binnen komen. Een paar Marokkanen. Waar menig barman bleek wegtrekt als er twee Marokkanen binnenkomen terwijl er verder nog niemand is, begroet ik de jongens hartelijk. Mohammed is namelijk een stamgast, altijd vrolijk en nooit problemen mee gehad. De andere blijkt zijn neef te zijn die op bezoek is. Ze helpen me zelfs nog even mee om alles klaar te zetten. Terwijl we aan de bar zitten te kletsen, komt de volgende gast binnen. Weer een bekende, dit keer een normale Hollandse jongen, die net zijn weelderige haardos heeft getemd met een tondeuse op standje 1. Eerlijk is eerlijk, het staat hem goed. Ook Mohammed knikt goedkeurend en mijmert dat hij zijn haar ook wel weer zo kort zou willen. “Het is zo lekker makkelijk, maar helaas, dan zie ik er meteen zo crimineel uit.” zegt hij lachend.

Zo’n voorzet krijg je ook niet elke dag, en ik kan het dan ook niet laten. “Mo, je bent een Marokkaan. Wat je ook met je haar doet…” Ik krijg de kans niet eens om mijn zin af te maken. Mo begint al te lachen, te roepen dat ik gelijk heb en vraagt dan maar gelijk om een tondeuse. Zijn neef echter, was een heel ander verhaal. Die zag de lol er niet van in. Integendeel, die begon gelijk te schreeuwen. Hoe ik het in mijn hoofd haalde om zijn neef en hun nationaliteit zo te beledigen? Ik probeer hem er nog op te wijzen dat degene die ik zojuist beledigd heb de tranen in zijn ogen heeft staan van het lachen, maar het mocht niet baten. Lange tenen voor zo’n klein ventje.

Humor is voor mij ook een manier om om te gaan met situaties waar ik me ongemakkelijk bij voel. Situaties als een goede vriendin die op sterven lag. Een vriendin die al jaren ongeneeslijk ziek was, wist dat ze niet oud ging worden en daardoor zelf ook een gitzwart gevoel voor humor had ontwikkeld. Toen we in het ziekenhuis hoorden dat ze nog maar een maand te leven zou hebben, beloofde zij dan ook lachend haar best voor me te doen, toen ik voorstelde om dan maar een pooltje op te zetten over haar sterfdag. Familieleden die ook op bezoek waren, keken me echter aan alsof ik de meest ongevoelige klootzak ter wereld was.

Ik vind dat je overal om moet kunnen lachen, er is al genoeg ellende op de wereld en genoeg mensen die alles veel te serieus nemen. Misschien heb ik daarin gemakkelijk praten. Ik wil niet beweren dat mijn leven alleen rozengeur en maneschijn is geweest maar ik weet dat er veel mensen zijn die het een stuk minder gemakkelijk hebben en ik bewonder diegenen die daar niet verbitterd over gaan zeiken, maar zich er met humor doorheen slaan. Mensen als de blinde vrouw die achter me stond bij een concert en vroeg of ik even opzij wou gaan omdat ze niets kon zien. Mensen als de éénbenige golfer die het wel grappig vind dat niemand durft te vragen wat zijn handicap is. Mensen als het personeel van de Hiroshima peace memorial hall.

In het vredespark in Hiroshima bevindt zich namelijk het sterkste staaltje galgenhumor dat ik ooit heb gezien. In vele opzichten is dit overigens de meest indrukwekkende plek op aarde waar ik ooit geweest ben. Ik zou het iedereen aanraden om het Hiroshima peacepark eens te bezoeken, al word je er niet vrolijk van. Het is zelfs ronduit deprimerend. Overal word je gewezen op de zinloosheid en verschrikkingen van oorlog. Beelden van de gevolgen van de atoombom worden in je geheugen gegrift. De verhalen van overlevenden en getuigen laten bij bijna iedere bezoeker ongegeneerd de tranen over de wangen stromen, ook bij mij. Hordes onschuldige schoolkinderen maken deze ervaring nog enigszins dragelijk, maar humor verwacht je er niet.

En toen zag ik het. Op een scherm werden zwart-wit beelden getoond van de ontploffing die zoveel levens in een klap wegvaagden en een stad verwoestte. De beelden waren destijds gemaakt vanuit een Amerikaanse bommenwerper. Naast het scherm hing dan ook een bordje met de tekst: “Courtesy of the U.S. Airforce”. Ik had het eerst nog niet eens door maar ik keek nog eens goed. Links, rechts, links. De vallende bom, “Courtesy of the U.S. Airforce”, KABOOM.

Om me heen liepen mensen in stilte en met sombere gezichten. Ze hadden de grap niet eens door. Uit respect heb ik me ingehouden, ik paste me aan en keek ernstig terwijl ik stil naar het volgende scherm schuifelde. Inwendig lag ik echter dubbel van het lachen.
Wat een geniale grap.