Overmoed komt voor de val
Ik hoor het mezelf nog zeggen:”Tuurlijk ga ik mee. Hoe moeilijk kan het zijn?” Nou, dat is me inmiddels wel duidelijk geworden. De afgelopen week heb ik nauwelijks kunnen bewegen vanwege de spierpijn in mijn hele lijf, mijn pols zit in het verband, ik heb mijn eerste grijze haren en de rest van het jaar ben ik niet meer gek te krijgen omdat ik er in een paar uren tijd in geslaagd ben, er een hele jaarvoorraad adrenaline doorheen te jagen. Allemaal het resultaat van een heel onschuldig lijkende vraag. “Heb je zin om mee te gaan op wintersport?”
Op schaatsen na, heb ik bar weinig ervaring met wintersport. Als de keren dat ik als kind met een slee van de dijken in Zutphen afgleed niet meetellen, heb ik zelfs totaal geen ervaring met wintersport. Ik kende het natuurlijk wel van verhalen. Vrienden en collega’s die elk jaar weer naar de sneeuw gingen en met een schittering in hun ogen vertellen over hoe fantastisch het was. Ook op televisie en internet zijn makkelijk beelden te vinden in deze tijd. Mensen van alle leeftijden die met speels gemak zigzaggend een berg af glijden op ski’s of op een snowboard. Hoe moeilijk kan het zijn?
Ik ga dus mee op wintersport want ik wil het wel eens proberen. Het is maar voor één dag en vooraf moet er een keuze gemaakt worden: skiën of snowboarden. Beiden heb ik nog nooit gedaan, en beiden zien er op youtube even gemakkelijk uit. Ik heb ervaring met skateboards en ik maak me wat zorgen over de bestuurbaarheid van twee losse planken aan mijn voeten. Ik ben al jaren niet meer zo lenig dat ik een spagaat kan, en ik wil het niet forceren door op een berg met beide benen een andere kant op te gaan. Het wordt dus snowboarden.
Eenmaal in Duitsland aangekomen, wordt het huurmateriaal snel uitgedeeld en begeeft iedereen zich naar de dichtbijzijnste piste. Ik besluit eerst even de kat uit de boom te kijken terwijl ervaren skiërs en snowboarders vast aan hun afdaling beginnen. Het ziet er simpel genoeg uit. De piste begint vrij vlak en wordt geleidelijk iets steiler. In gedachten stippel ik een route uit die ik wil volgen en ik ga zitten om mijn board aan mijn voeten te bevestigen. Zodra ik wil opstaan, bekruipt mij echter het ongemakkelijke gevoel dat ik me ernstig vergist heb. Terwijl ik nog bezig ben met een poging om op te staan begint mijn board namelijk al te glijden. Ik laat mezelf weer vallen om tot stilstand te komen maar in die paar tienden van een seconde ben ik er al in geslaagd om tien meter af te leggen en daarbij drie skiërs ternauwernood te ontwijken. Of zij ontweken mij. Lijkt me waarschijnlijker.
Eerst maar eens oefenen om op te staan met zo’n ding aan je voeten. Slapstick van de bovenste plank is het gevolg. Voorover of achterover, het maakt mij niets uit, ik val wel. Maar de aanhouder wint en na een half uur heb ik het door. Zonder om te vallen kom ik overeind zonder dat ik gelijk weer de berg af donder. Tijd voor stap twee: gecontroleerd afdalen. Geloof het of niet, dat ging best goed voor een eerste keer. Het ging ook tergend langzaam, dat dan weer wel.
Na een tijdje geoefend te hebben op een vlakker stuk van de piste, besluit ik dat het tijd is om de hele afdaling te maken. De oefening heeft zijn vruchten afgeworpen en ik kom heelhuids beneden. Mijn remtechniek bestaat echter uit gecontroleerd vallen a la een kabinet Balkenende. Bovenop de piste was dit geen probleem aangezien hier een flinke laag poedersneeuw lag. Op pijnlijke wijze werd mij duidelijk dat dit bij de bodem niet het geval was. Nietsvermoedend liet ik mij vallen, in de verwachting dat ik zacht terecht zou komen. Deze verwachting werd door een harde laag ijs snel de kop ingedrukt. Afijn, ondanks een paar blauwe plekken was het me wel gelukt om beneden te komen zonder onderweg te vallen en ik was best trots op mezelf. Ik wou gelijk weer naar boven om het nog eens te proberen, want het kan immers alleen maar beter gaan als je het vaker doet.
Op dat moment maakte ik kennis met de grootste uitdaging van die dag. Ik dacht dat ik het ergste achter de rug had met het opstaan en de eerste afdaling maar niets was minder waar. Tijd voor de sleeplift. Om een lang verhaal kort te houden zal ik jullie vertellen dat ik het vier keer geprobeerd heb, niet verder ben gekomen dan tien meter en een bult op mijn hoofd heb. Verzin er zelf maar iets gênants bij, het zal niet ver naast de waarheid zitten. Dan maar omhoog lopen. Gelukkig was het niet heel ver of steil.
Die dag ben ik nog een paar keer op een snowboard naar beneden gegaan. Het ging steeds beter en mijn laatste run was zelfs ronduit indrukwekkend. De snelheid zat er goed in, ik passeerde een groepje ervaren snowboarders, maakte een paar mooie bochtjes en zelfs een paar scherpe bochten met de hand aan de grond om een groepje kinderen te ontwijken. Net een echte boarder.
Als er al iemand daadwerkelijk onder de indruk was van deze run, komt dat helaas alleen door mijn zonnebril. Die zorgde er namelijk voor dat de blinde paniek in mijn ogen niet te zien was. Die snelheid was namelijk helemaal niet de bedoeling. Het handje aan de grond was een wanhopige poging om niet keihard op mijn bek te gaan. De ontweken kinderen? Meer geluk dan wijsheid. Tot mijn schaamte moet ik bekennen dat ik een gevaar op de piste was. Voor mezelf en voor anderen.
Al met al ben ik weer een ervaring rijker en een illusie armer. De enige conclusie die ik hieraan kan verbinden is: Volgend jaar weer!!! Na een paar lessen.