Special - Herman Brusselmans
In het eerste boek, één van Brusselmans' klassiekers, is Louis Tinner bibliothecaris. Een sterk autobiografisch karakter dus, want de Gentse schrijver is zelf zes jaar lang bibliothecaris geweest van de ontspanningsbibliotheek van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorzieningen te Brussel. "Een stad waarvan het enige belang is dat het het eerste deel van mijn familienaam heeft geleverd", aldus de schrijver in Humo (d.d. 17/9/1996). Zoals Toffe_Ellende eerder in deze special al schrijft luidt zet de openingszin van De man die werk vond al meteen de toon:
Wat ook mogelijk is, dacht de bibliothecaris op zekere ochtend, ik steek de boel in brand. Heel makkelijk met al die plastieken omhulsels.
In dit voor Brusselmansiaanse begrippen beknopte werk jaagt Louis Tinner de bezoekers van zijn 'Boekenpaleis' het liefst zo snel mogelijk zijn territorium uit.
'Kan ik u ergens mee van dienst zijn?' De vrouw wilde enige boeken lenen.
'Bij voorkeur detectiveverhalen,' voegde ze eraan toe.
Haar man was ziek en lag te bed. Hij had nu veel tijd om te lezen.
Dan is het niet zo'n erge ziekte, dacht Louis. Terminale patienten, bijvoorbeeld, liggen zelden te lezen.
(...)
'Zo,' zei hij, drie uitgaven aan de dame tonend, 'hier knapt uw man zeker van op.'
Naast 'De dood van een oude dwaas' had hij 'Het mysterieuze lijk' en 'Dood in de namiddag' geselecteerd.
Dit laatste is geen detective, dacht Louis genoeglijk, maar weet zij veel. De meeste mensen kennen geen Nobelprijswinnaar uit een palingkweker, een bediende in de Sjanghaibank of een karhengst.
Hij was er bijzonder mee opgetogen dat hij zowel deze dame als haar zieke man had bedot.
'Beterschap voor uw echtgenoot,' wenste hij de vrouw nog toe, 'en verder een prettige dag.'
(uit: De man die werk vond)
Zo gaat bijna het hele boek voort, al slaagt Brusselmans erin om met praktisch geen enkele gebeurtenis van enig belang toch een spanningsboog op te bouwen. Met minimale middelen. Louis gezever wordt steeds prachtiger, tot op het absurde af. Een kunstje dat de thans niet meer zo jonge Oppergod der Vlaamse Letteren dertien jaar later, in 1998 met verve herhaalt, in het even beklemmende als hilarische Nog drie keer slapen en ik word wakker
'Nee, dat boek hebben wij hier niet!'
Na een korte periode van werkloosheid, tijdens dewelke hijtevens verhuisd was van het platteland naar de stad Gent, had Louis een winkel in tweedehands boeken overgenomen, met inboedel en al. (...)
Boekhandel Tinner had een paar vaste klanten en voor de rest liep er geregeld een totale vreemde binnen, op zoek naar een boek dat elders niet gevonden kon worden, en meestal evenmin in Boekhandel Tinner. Thans kwam zo'n totale vreemde de zaak binnen en Louis vond hem meteen een bijzonder onaangenaam mens om mee te moeten omgaan. Nog voor de man een woord kon uiten snauwde Louis: 'Nee, dat boek hebben wij hier niet!'
De man keek Louis bevreemd aan en vroeg: 'Welk boek?'
'Hoe kan ik dat weten? vroeg Louis. 'Jij bent de klant.'
'Maar hoe kon je dan wel weten dat je het boek dat ik zoek niet in voorraad hebt?' hield de man naief aan.
Louis begon hem met de halve seconde een steeds afstotelijker klootzak te vinden. 'Stielkennis,' zei hij.
Regelmatig krijgt hij het aan de stok met de bezoekers van zijn winkel, die -als ze al niet op het verkeerde been zijn gezet, alsnog zo snel mogelijk de benen nemen, door Louis nageschreeuwd: "Voor ik m'n honkbalknuppel uit z'n hoes haal".
Ook deinst Louis er niet voor terug om de door hem verkochte boeken te signeren:
(...)'Zal ik het inpakken?'
'Inpakken is niet nodig. Marcel is niet-'
'Heet hij Marcel? Net zoals mijn vader! Wat een toeval! Zot Marcelleke wordt hij door zijn vrienden genoemd. Maar wat zou je willen? Op z'n veertiende ging hij al werken in de mijnen en vanaf de eerste dag heeft hij zo vaak z'n kop gestoten dat z'n schedel precies een golfdak werd. Geen wonder dat je daar krankzinnig van wordt, maar dan ook waarlijk driedubbel stapel-krankzinnig. Maar waar verveel ik u mee? Doe de groeten aan Marcel. Weet u wat? Ik zal het voor hem signeren!'
'Eh...' zei de vrouw, 'ik denk niet dat-'
'Welnee! Geen enkele moeite!' Hij nam het boek weer over van de vrouw, legde het op de toonbank, sloeg het open, nam een bic en schreef op de eerste pagina: Voor Marcel, zeer hartelijke groeten van Louis, uw boekverkoper voor alle seizoenen, hieronder plaatste hij zijn handtekening. 'Voilà,' zei hij, 'precies echt. Zo, Wat heb ik gezegd? Drieëndertighonderd? Jongens toch, als ik zo verderga eet ik binnekort boterhammen met droog brood. Enfin, als ik de mensen maar aan het lezen kan zetten.'