Special - Herman Brusselmans

"Een subliem werkje dat, handelend over verveling, geen seconde verveelt"

Na Brusselmans' aarzelende start in 1982 met het debuut Het zinneloze zeilen, volgt twee jaar later Prachtige Ogen. Dit boek gaat over zijn studietijd (Germaanse filologie), of beter nog; de tijd dat hij vooral niét studeert en met zijn maten zijn tijd verdrijft met drinken en biljarten in de kroeg.
Zijn grote doorbraak volgt echter met De Man die werk vond, uit 1985. Volgens de critici, én veel van zijn fans, nog steeds één van zijn beste boeken. Enkele commentaren in de pers: "Het is een subliem werkje dat, handelend over verveling, geen seconde verveelt! Integendeel!" (Vrij Nederland) en "Vlaanderen wordt wakker literair gezien." (Het Vrije volk)
In dit voor Brusselmansiaanse begrippen compacte werk is ene Louis Tinner de hoofdpersoon. Deze Louis, bibliothecaris van beroep, maakt er een sport van om bezoekers van 'zijn' bibliotheek dermate te treiteren of op stang te jagen dat deze zich meestal zo snel mogelijk uit de voeten maken. Soms door de auteur in kwestie belachelijk te maken, soms door het plot van een thriller nog voor het aanreiken aan de klant te verklappen.

Drank, seks en verveling
In de jaren '80 en begin jaren '90 van wat heet "de vorige eeuw" maakt Brusselmans zijn naam als veelschrijver pas echt waar. Een lange reeks van boeken volgt, met typische titels als Heden ben ik nuchter, Zijn er kanalen in Aalst?, Dagboek van een vermoeide egoïst en Vlucht voor mij, allen fraai gebundeld in de bundel Kou van jou. Deze boeken zijn kwalitatief niet de grootste toppers uit zijn oeuvre, maar goed genoeg om de groeiende schare fans te voorzien van boeken, die ondanks, of misschien juist wel dankzij de voortkabbelende moedeloosheid en verveling heerlijk weglezen. Drank en seks zijn de andere niet onbelangrijke thema's in Brusselmans' uitdijende oeuvre. Misschien dat hij daarom destijds ook bij het -voor die tijd controversiële- RUR van Jan Lenferink zat. Nederland maakte toen kennis met de onbedoelde komiek Herman Brusselmans.


Weg met de literatuur!
Aangezien genoemde thema's terug blijven komen in praktisch al zijn volgende boeken, wordt hij steeds minder serieus genomen in het literaire wereldje. Misschien ook wel omdat hij in Weg met de literatuur (een bundeling van De Geschiedenis van de Vlaamse Letterkunde (1988) en De geschiedenis van de wereldliteratuur (1989)) ondanks de hoogdravende titels tamelijk pretentieloos te werk ging, en ook de ene vijand na de andere vijand maakt. Zo schrijft hij onder andere:

'Lang heb ik in de overtuiging geleefd dat Herman de Coninck onze grootste levende dichter was. Tot hij godverdomme een inzending voor Nieuw Wereldtijdschrift van mij weigerde, de kale zak.'

Vervolgens, tussen 1991 en 1994, schrijft Herman Brusselmans de boeken Ex-schrijver, Ex-minnaar en Ex-drummer, in '95 gebundeld in de trilogie Plotseling gebeurde er niets. Hier zevert Brusselmans er ongekend op los, nog meer lak hebbend aan de ongeschreven regels van de literatuur. Zo is daar het moment dat hij met zijn biograaf bij diens huis aankomt:


"'Is dat je thuis?' vroeg ik overbodigerwijs.
'Ja,' zei hij. (…)
Ik was blij dat ik geen schrijver meer was, en deze scène dus nergens voor nodig had, want in het beschrijven van huizen of kastelen, en wel zo dat de lezer zich kan voorstellen hoe ze eruit zien, ben ik altijd een kluns geweest, zowel wat betreft het buitenaanzicht als het interieur. Enfin, het was gewoon zo'n huis dat 20 miljoen of meer waard was van dertien in een dozijn. De oprit was bezaaid met oranje-rood-achtige kiezelsteentjes, dat soort zaaiwerk. Ligusters stonden zich te pletter te bloeien bla bla bla en een tuinman lag op z'n buik het immense grasveld te maaien met een nagelschaartje. Of wel was hij onwel geworden en voorover gestuikt.
'Jullie tuinman is onwel geworden en voorover gestuikt,' zei ik.
'Nee nee,' mompelde mijn biograaf, 'nee nee… Hij ligt op z'n buik het grasveld te maaien met een nagelschaartje."


En nog een fragment om het af te leren:
Op school hadden we een leraar die leed aan aionarap. Dat is, zoals reeds lang bekend, omgekeerde paranoia, waarbij de lijder het in z'n hoofd haalt dat hij de hele tijd iemand aan het achtervolgen is. In de klas ging de leraar, om z'n ziekte enigszins in bedwang te houden, steeds met z'n rug naar de leerlingen gekeerd zitten. Zelf moesten we met onze ruggen ook naar hém toegekeerd zitten, want op de koop toe was deze leraar zwaar contactgestoord, al had hij bij tijden een vlotte babbel.
(uit: Ex-Schrijver)

Nostalgie is ook niet meer wat het geweest is
Meer van dergelijke nonsens is gebundeld in Het mooie kotsende meisje (1992), met columns uit onder andere HUMO, podiumverhalen en een leestoneelstuk. Meest in het oog springend zijn de essays Olifanten met een slurf, waar Brusselmans kolderieker is dan ooit tevoren. En hoewel één Brusselmansiaanse wijsheid luidt: "Nostalgie is ook niet meer wat het geweest is', komt vooral zijn -haast mytische- grootvader aan bod. De man van wie hij meent zijn gebullshit geërfd te hebben, aldus Brusselmans tegen journalist Ed van Eeden. Eén kort verhaal, Getatoeëerde Acne, opent met de zin; 'Mijn grootvader had zo'n hazelip dat hij dwarsfluit kon spelen op een blokfluit'. Iets verderop gaat Brusselmans verder:

Dat mijn grootvader allerlei van die bizarre ideeën had kwam door zijn oorlogsverleden. In zijn verleden was er namelijk een oorlog geweest. Zelf had hij daar niet aan meegedaan omdat hij wel wat beters te doen had. Zo dreef hij een tatoeagezaak in Antwerpen, en specialiseerde zich in het tatoeëren van de symbolen SS op de ballen van Duitse S.S.-ers. S op de ene bal, en S op de andere bal.
Hij had ook een paar klanten van de Gestapo. G op de ene bal, en Estapo op de andere bal. Díe klanten kon je herkennen omdat ze achteraf een beetje scheef liepen. Grootvader had zelfs een aantal klanten van het verzet. Díe lieten hun ballen gewoon weghalen, want wat had je aan ballen als er door de regering in ballingschap toch maar met je kloten gespeeld werd.
En zo sleepte die oorlog zich maar verder tot er genoeg doden waren gevallen om de joden in het
Guiness Book of Records te krijgen.

Guggenheimer
In hetzelfde jaar (1995) dat de trilogie Plotseling gebeurde er niets uitkomt, verschijnt ook het eerste deel van het befaamde Guggenheimer-drieluik, waarvan het laatste deel zelfs tot een roemruchte rechtzaak zou leiden. Het eerste deel heet De terugkeer van Bonanza en gaat over de net zo rijke als dom en arrogante Guggenheimer, een televisieproducent, en stiefzoon van een -dankbaar bevestigend vooroordeel- steenrijke jood. Deze stiefvader is bij leven één van de weinigen waar Guggenheimer nog enig ontzag heeft. Dat in tegenstelling tot iedereen die geen BMW bezit, vooral aan Mercedes-rijders heeft hij een hartgrondige hekel. Tevens bezit hij de obsessie om zo dicht mogelijk te parkeren bij de plek waar hij moet zijn. Iets wat hij ook van anderen eist, anders doet hij geen zaken. Of wordt er geen seks bedreven.
De terugkeer van Bonanza wordt hetzelfde jaar nog gevolgd door de roman Vrouwen met een IQ.
Opnieuw een jaar later, na het verschijnen van Autobiografie van iemand anders, ook een roman, verschijnt het tweede deel van de Guggenheimer-trilogie: Guggenheimer wast witter. In dit zeker zo hilarische deel is Guggenheimer niet alleen gestopt als tv-producent, maar heeft hij ook een Mercedes aangeschaft, het merk dat hij aanvankelijk zo verafschuwde.
Zijn stiefvader is inmiddels overleden ("Geen enkele god hebbe zijn ziel, en moge hij vastgeklemd zitten tussen twee zonnebanken"), en hij wil een nog groter fortuin verwerven in de reclamebranche. Na een onnavolgbare samenloop van omstandigheden is Guggenheimers doel om van de zeis en de pruik twee enorm trendy producten te maken, zodat heel hip Vlaanderen een zeis en een pruik aanschaft.
Tenslotte eindigt dit druiluik met Uitgeverij Guggenheimer.
[link; de zaak Brusselmans vs Ann de Meulemeester]

In 1997, het jaar dat hij veertig wordt, verschijnen maar liefst vier titels: Meisjes hebben grotere borsten dan jongens (kindergedichtenbundel), Zul je mij altijd graag zien (roman), Logica voor idioten (semi-autobiografische roman) en Doch verder geen paniek, waar een selectie is gemaakt van zijn beste citaten, samengesteld door Gerd de Ley.
Behalve de in de maak zijnde Guggenheimer-trilogie en de voltooide 'Ex-trilogie', krijgt in 1998 ook zijn doorbraakroman De man die werk vond zijn vervolg met Nog drie keer slapen en ik word wakker (roman).

Ook de laatste jaren is Brusselmans goed op dreef geweest qua schrijven. Pitface, Mank en het recente Muggepuut zijn stuk voor stuk belangrijke boeken uit Brusselmans' oeuvre, maar me beroepend op het feit dat we nergens in deze special volledig kunnen zijn zal ik ook bekennen dat ik weinig nieuw werk gelezen heb (zie ook in deze special bij: 'Het laatste oordeel').
Maar om het even welk boek je van Brusselmans gaat lezen, dikwijls zul je moeten erkennen dat je "Een subliem werkje dat, handelend over verveling, geen seconde verveelt" in je handen hebt.