Superdebutant Van Gisbergen wint eerste NASCAR-straatrace ooit

Voor de liefhebber keren we nog even terug naar de bijzonder vroege maandagochtend. In Chicago streek de NASCAR Cup Series neer voor de allereerste echte stratenrace ooit in de hoogste NASCAR-klasse, wat een bijzondere race werd.

Het regende fors in Chicago en dus werd de start een tijdje uitgesteld, tot het iets minder overdreven nat was en er geracet kon gaan worden. Denny Hamlin reed voorop bij de start, voor Tyler Reddick, de Nieuw-Zeelandse Supercarsgrootheid Shane van Gisbergen, Christopher Bell, Daniel Suarez, Michael McDowell en Kyle Larson.

Reddick nam gelijk de leiding, terwijl in het middenveld Aric Almirola, Erik Jones, Brad Keselowski en Noah Gragson al in de problemen kwamen. Voorin ging het in ronde twee ook al fout: Hamlin gleed de bocht uit en de bandenstapel in, hoewel de schade beperkt leek te blijven tot zo'n tien posities verlies.

Kyle Busch was in ronde drie de volgende die zich verremde, hij kletterde stevig de bandenstapel in: caution, even later konden we met Reddick, Bell en Van Gisbergen voorop weer door - voormalig F1-wereldkampioen Jenson Button reed inmiddels op de negende plek. Niet veel later maakte Reddick een foutje, waardoor Bell hem kon passeren voor de leiding.

Het duurde niet lang tot de volgende caution een feit was: Gragson ramde zijn auto in de bandenstapel. We konden weer door en na een kwart van de race waren de eerste reguliere pitstops achter de rug - Bell reed voorop, Van Gisbergen zat inmiddels ook voor Reddick, maar kort daarop zorgde Gragson wéér voor een caution door de bandenstapels op te zoeken.

Na Gragson's volgende avontuur konden we weer even door, tot Alex Bowman door Hamlin tegen de muur getikt werd: caution, na ruim veertig ronden. Ondertussen werd de race ingekort, want door de vertraging en het slechte weer begon men in de problemen te komen wat daglicht betreft: 75 ronden was de nieuwe afstand, in plaats van 100 ronden.

Tijdens de caution kwam het gros van de voorste coureurs binnen, waardoor de leiding ineens bij Justin Haley lag, voor Austin Dillon, Chase Elliott, Joey Logano en William Byron - Bell reed rond op plek twaalf, maar wel met nieuwe banden. Dat pakte allemaal niet lekker uit: kort na de herstart was hij betrokken bij een grote opstopping en na de daaropvolgende caution gleed hij de bandenstapel in.

Reddick zat voorin, maar dat duurde niet lang: hij ramde de voorkant van zijn auto vast onder de bandenstapel, caution. Met vijftien ronden te gaan konden we door, met Haley, Dillon, Elliott en zowaar Kyle Busch voorop. Dillon verremde zich al snel en beukte de bandenstapel in, hoewel hij nog wel de pitstraat kon bereiken.

Met tien ronden te gaan reed Haley op kop, voor Elliott en de weer sterk naar voren gekomen Van Gisbergen. De Nieuw-Zeelander was op dreef en in krap een halve ronde verschalkte hij zowel Elliott als Haley voor de leiding, terwijl de volgende caution een feit was: Martin Truex stond in de banden en door de timing moest Van Gisbergen Haley toch nog even voor laten gaan, hij was er iets te laat voorbij.

Bij de herstart, vijf ronden voor het einde, ging Van Gisbergen gelijk langs Haley, die nog een ultieme edoch mislukte poging deed om terug te slaan. Van Gisbergen sloeg een gat en was op weg naar een bijzondere zege, maar Ricky Stenhouse parkeerde zijn auto in de voorlaatste ronde - met wat onfortuinlijke hulp van Bubba Wallace - in de bandenstapel: caution.

Van Gisbergen hield na de herstart gewoon weer stand en als eerste sinds Johnny Rutherford in 1963 (!) wist hij bij zijn debuut in de Cup Series direct te winnen, voor de als 37e en laatste gestartte Haley.