Rechtbank verbiedt uitlevering PKK-activiste
Nederland mag het van terreur verdachte PKK-kopstuk Nuriye Kesbir niet uitleveren aan Turkije, dat heeft de Haagse rechtbank vandaag in een kort geding bepaald. Een opmerkelijke uitspraak omdat eerder de Hoge Raad en minister Donner van Justitie wél akkoord gingen met een uitlevering. De Koerdische vrouw vecht haar uitlevering als sinds 2001 aan, tot nog toe zonder succes. Een asielaanvraag werd afgewezen.
In zijn oordeel constateerde de rechter dat verantwoordelijk minister Donner ten onrechte niet is ingegaan op kritische rapporten van organisaties als Human Rights Watch (HRW), Amnesty International (AI) en van de speciale VN-rapporteur op het gebied van martelingen over de op handen staande uitlevering van Kesbir aan Turkije en meer in zijn algemeenheid de mensenrechtensituatie in dat land.
Turkije wil Kesbir voor de rechter brengen wegens het plegen van oorlogsmisdaden. Het Openbaar Ministerie in dat land verdenkt haar ervan dat ze in de jaren 90 heeft deelgenomen aan terroristische acties, met vele doden en gewonden als resultaat. De activiste heeft de beschuldigingen altijd tegengesproken.
Kesbir en haar achterban vrezen dat ze in Turkije geen eerlijk proces krijgt en gemarteld gaat worden. Ze zit op het moment nog vast in een gevangenis in Breda. Britta Böhler, één van de advocaten van de activiste, hoopt dat de Hoge Raad snel een einde maakt aan de detentie van de Koerdische. De Staat der Nederlanden kan overigens nog hoger beroep aantekenen tegen de uitspraak van vandaag.