Nederlandse vrouwen worden steeds ouder moeder
Nederlandse vrouwen waren in 2023 gemiddeld 30,3 jaar oud bij de geboorte van hun eerste kind. Tien jaar eerder lag dat nog op 29,4 jaar en in de jaren tachtig op 26 jaar. Daarmee behoort Nederland tot de Europese koplopers: in de EU lag de gemiddelde leeftijd vorig jaar op 29,8 jaar, met Italië als uitschieter (31,8 jaar). Ook elders schuift moederschap op: in de Verenigde Staten zagen statistici in 2023 voor het eerst méér geboorten bij vrouwen van boven de veertig dan bij tieners, wat de CDC omschrijft als een ‘historisch kantelpunt’.
Een belangrijke motor is de razendsnelle toename van hoogopgeleide vrouwen. In 2022 bezat 60 procent van de 25‑ tot 35‑jarige vrouwen een hbo‑ of wo‑diploma, ruim boven het aandeel bij mannen. Met hogere diploma’s stijgen ambities én banen die niet eenvoudig te combineren zijn met vroeg ouderschap. Wie investeert in een PhD of managementtraject, krijgt de meest cruciale carrièrejaren precies in de leeftijd van vruchtbare piek.
Onderzoekers noemen de inkomensval na het eerste kind de child penalty. Nederlandse studies becijferen dat het jaarinkomen van vrouwen gemiddeld bijna halveert zodra ze een kind krijgen, terwijl dat van mannen gelijk blijft. De OECD ziet zo’n penalty in vrijwel alle rijke landen en waarschuwt dat het verschil in loon‑ en loopbaanperspectief nauwelijks kleiner wordt zonder actief beleid.
Daarbovenop komen nog andere financiële redenen. Het Nederlandse woningtekort is dit jaar opgelopen tot circa 400.000 huizen en dat zet vooral bij starters het leven ‘in de pauzestand’, aldus het ministerie van Volkshuisvesting. Voor wie wél woonruimte vindt, wacht dure kinderopvang: de maximale uurprijs voor dagopvang steeg in 2024 naar € 10,25, ruim 12 procent hoger dan in 2023. Jongvolwassenen combineren die omstandigheden met een flexibele arbeidsmarkt: vier op de tien werkenden hadden vorig jaar een tijdelijk of oproepcontract. Samen vormen een onzeker inkomen, hoge woonlasten en opvangtarieven een krachtige prikkel om kinderwensen uit te stellen.
Sociaal‑cultureel groeit de acceptatie van het ‘eerst aan jezelf werken’. Jongvolwassenen stellen samenwonen, trouwen én kinderen systematisch uit, concludeert NIDI‑onderzoeker Lonneke van der Berg in haar lopende studie naar de levensfase 25‑35 jaar. Ruim een derde van de ondervraagde vrouwen zegt momenteel helemaal géén kinderwens te hebben, of die bewust ‘on hold’ te zetten om te reizen en carrière te maken.
Maar medisch blijft de biologische klok onverbiddelijk: de spontane vruchtbaarheid daalt sneller na het 35ste levensjaar en bij mannen neemt de spermakwaliteit gestaag af. Tegelijk groeit het beroep op IVF; na een coronadip steeg het aantal verse IVF‑/ICSI‑cycli in 2021 weer met 24 procent tot bijna het niveau van 2019.
Innovatie moet de kansen op ouderschap verder vergroten. Deze maand kwam uit Mexico het nieuws over ’s werelds eerste baby die werd verwekt via een vrijwel volledig geautomatiseerd, op afstand bestuurd IVF‑systeem. Onderzoekers zien kunstmatige intelligentie als sleutel om embryo‑selectie te verbeteren en complicaties te verlagen. Toch waarschuwt de WHO: één op de zes volwassenen ervaart in zijn of haar leven infertiliteit. Vruchtbaarheidszorg moet dus betaalbaar blijven.
Het kabinet trekt vanaf 2025 € 5 miljard uit voor versneld bouwen van woningen en verhoogt de kinderopvangtoeslag opnieuw, met een geplande maximumprijs tot € 10,71 per uur voor dagopvang in 2025. Daarnaast wordt sinds dit jaar vaderschaps‑ en partnerverlof volledig uitbetaald, in de hoop de zorgtijd eerlijker te verdelen en de child penalty te temperen. Experts vragen echter om bredere maatregelen: fiscaal neutrale verdeling van uren voor stellen, een voltijdbonus voor moeders en structurele monitoring van loopbaantrajecten na zwangerschap.
Het later krijgen van kinderen is deels een gevolg van emancipatie, maar deels ook gewoon noodzaak. Zolang economische randvoorwaarden ongunstig blijven en de arbeidsmarkt niet gezinsvriendelijker wordt, zal de gemiddelde leeftijd van nieuwe moeders eerder verder stijgen dan dalen. Dat maakt doorgedachte beleidskeuzes, van woningbouw tot betaalbare opvang en gelijke carrièremogelijkheden, urgent. Anders dreigt het risico dat keuzevrijheid omslaat in onvrijwillig uitstel of kinderloosheid, met demografische én maatschappelijke consequenties voor de generaties die volgen.