Kiezers, oppositie en deskundigen kritisch op Voorjaarsnota

Het contrasteert scherp: waar de leiders van PVV, VVD, NSC en BBB zich deze week glunderend presenteerden met hun Voorjaarsnota, gelooft de meerderheid van de Nederlanders niet dat dit akkoord het land vooruithelpt. Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek van RTL Nieuws dat slechts één op de tien ondervraagden perspectief ziet en dat amper 4 procent verwacht er persoonlijk beter van te worden. “Het kabinet heeft ingezet op steun voor specifieke groepen, maar de verwachtingen over de prestaties van deze coalitie zijn inmiddels bij heel veel kiezers zeer negatief”, zegt opiniepeiler Gijs Rademaker. Een sociale huurder formuleert de teneur bondig: “Ik krijg er dan wel een beetje bij, maar wanneer alles nog duurder wordt schiet ik er niets mee op.” Die scepsis loopt als een rode draad door alle inkomensgroepen: de beloofde koopkrachtwinst wordt in de praktijk weggevreten door hogere energierekeningen en oplopende prijzen in de supermarkt.

De maatschappelijke weerslag is duidelijk: volgens het RTL Nieuws verwacht 43 procent van de ouders met kinderen erop achteruit te gaan, vooral doordat gratis kinderopvang opnieuw is uitgesteld en het kindgebonden budget voor hogere inkomens krimpt. Werkenden in de tweede belastingschijf vrezen door de sluipende belastingdruk zelfs netto te verliezen als zij extra uren draaien. “Ik ben meer gaan werken omdat ‘werken loont’ en de zorg veel tekorten heeft, om nu onderaan de streep niks eraan over te houden”, zegt een lid van het RTL Nieuwspanel.

Toch presenteren de coalitiepartijen hun compromis als een keurige balans tussen begrotingsdiscipline en gerichte ondersteuning. Minister Eelco Heinen houdt de lijn van trendmatig begroten heilig: buffers opbouwen in goede tijden, uitgeven wanneer dat nodig is. Maar de degelijke façade verhult volgens economen vooral uitstel en improvisatie. “Wat me vooral opvalt: struisvogelpolitiek op de grote posten”, zegt Sandra Phlippen. Zij ziet in de stukken weinig om burgers weerbaarder te maken tegen geopolitieke onzekerheid, inflatie en de kostbare energietransitie die nadert. Barbara Baarsma spreekt van een ad‑hocreparatie: overal zoeken de bewindslieden ruimte om de kiezer op de korte termijn een paar tientjes te gunnen, terwijl een strategie om toekomstige groei mogelijk te maken ontbreekt.

Die zoektochten leiden tot boekhoudkundige trucs. De symbolisch belangrijke schrapping van de btw‑verhoging op cultuur, sport en media wordt gefinancierd met het ‘beperken’ van de indexatie van de inkomstenbelasting. Voor wie niet op de details let klinkt dat onschuldig, maar zoals econoom Vinzenz Ziesemer uitlegt: “Als je de belastingschijven niet mee laat stijgen met de inflatie, komt veel inkomen automatisch in een hogere schijf terecht.”  Hoogleraar ondernemingsfinanciering en financiële markten Arnoud Boot noemt het ‘een grote truc’ die 1,3 miljard oplevert zonder dat het woord belastingverhoging valt: precies het bedrag dat nodig is om de omstreden btw‑maatregel te schrappen. Het is niet de eerste keer dat een kabinet dit middel gebruikt, maar Ziesemer waarschuwt dat de verborgen heffing ‘normaal aan het worden is’.

Steeds duiken dezelfde patronen op: investeringspotten worden aangesproken om consumptieve verlichting te bekostigen. Zo haalt de coalitie 600 miljoen euro uit het Klimaatfonds om de energiebelasting te verlagen. Het fonds was juist bedoeld om woningen te isoleren en industrie te vergroenen; nu verdwijnt een deel in een kortstondige lastenverlichting. D66-leider Rob Jetten spreekt op X van het ‘plunderen’ van het fonds voor ‘een habbekrats’, Mirjam Bikker van de ChristenUnie wijst op het negeren van de stikstofcrisis en GroenLinks-PvdA-voorman Frans Timmermans ziet ‘geen visie op de toekomst van ons land’. Die kritiek is breder dan partijpolitiek: wie experts of sectororganisaties beluistert, hoort dezelfde verzuchting dat structurele problemen worden doorgeschoven.

De sociale huursector is een duidelijk voorbeeld van dat laatste. Het bevriezen van huren in 2025 en 2026 levert huurders direct lucht, maar corporatiekoepel Aedes becijfert dat twee jaar stilstand tot 2030 zo’n 47,5 miljard euro aan inkomsten scheelt. Dat betekent 170 000 woningen minder nieuwbouw of 1,4 miljoen woningen die niet worden verduurzaamd. Voorzitter Liesbeth Spies noemt het ‘verbijsterend’ en ‘populistisch’.

Vanuit de hoek van het onderwijs klinkt een vergelijkbaar alarm: boven op een eerder pakket aan onderwijsbezuinigingen schrapt het kabinet vanaf 2028 een regeling voor kwetsbare leerlingen. “Dit gaat de maatschappij veel meer kosten dan opleveren”, reageert AOb‑voorzitter Thijs Roovers. Terwijl de coalitie schermt met ‘rekening houden met volgende generaties’, zien sectoren die juist voor die generaties investeren hun begrotingen geplunderd.

Ook op terreinen waar de coalitie zelf prioriteit zegt te geven, volstaat de Voorjaarsnota met symboliek. Defensie krijgt in de papieren tot 2029 ruim een miljard extra, maar verdeeld over vijf jaar. Dat tilt de uitgaven richting 2,09 procent van het bbp, ver onder de 3,5 procent die VVD‑leider Yesilgöz een jaar geleden nog als ambitie uitsprak.

Voor de spoorverbindingen breekt hetzelfde beeld. Het vorige kabinet had meer dan 3 miljard gereserveerd voor de Lelylijn; dit kabinet schuift dat bedrag naar onder meer de Nedersaksenlijn. Burgemeester Avine Fokkens‑Kelder spreekt van ‘echt schandalig’ wanbeleid. BBB houdt vol dat de Lelylijn nog niet is geschrapt, maar het ontbreekt vooralsnog aan dekking en een realistische planning. Ondertussen tuimelen de rentestanden omhoog en is elke vertraging duur.

Binnen het kabinet zelf heerst verwarring over de keuzes. Zorgminister Fleur Agema wist tijdens de persconferentie niet hoe haar eigen begroting was aangepast, staatssecretaris Mariëlle Paul begreep de woede in het onderwijs wel, maar kon haar niet wegnemen en premier Dick Schoof erkent dat woningcorporaties ‘terechte zorgen’ hebben. Die improvisatie voedt de oppositie, die zich opmaakt voor een vinnig debat. Timmermans wijst op ‘strooigoed’ om onvrede ‘af te kopen’, Joost Eerdmans ziet de ‘hardwerkende Nederlander’ juist bloeden, Henri Bontenbal detecteert een kabinetscultuur die ‘elk explosief dossier’ vooruitduwt om geen interne ruzie te riskeren.

Onder het oppervlak loopt de begroting intussen verder uit het lood. Minister Heinen mag dan pronken met het handhaven van “discipline”, de meerjarenramingen tonen oplopende tekorten zonder dat er structurele investeringsagenda’s tegenover staan. Economen zijn niet principieel tegen rode cijfers, Nederland blijft een rijk land met een bescheiden staatsschuld, maar het ontbreekt aan onderbouwing. Arnoud Boot herhaalt dat verschuiven tussen consumptieve posten economische groei niet stimuleert: zonder investeringen in kennis, innovatie en infrastructuur verzwakt het verdienvermogen juist. Daarmee ontstaat het risico van permanente reparatierondes: telkens nieuwe bezuinigingen of belastingen om gaten te dichten die door eerdere lapwerk‑compromissen zijn geslagen.

Zo vormt de Voorjaarsnota een spiegel van een coalitie die haar interne evenwicht boven alles stelt. Elke partij kreeg zichtbare trofeeën: een bevroren huur, extra geld voor jeugdzorg, een startschot voor mkb‑maatregelen, een defensie‑booster voor de achterban, maar de rekening komt elders terecht of wordt met fiscale rookgordijnen verhuld. Politicologen zien daarin het klassieke patroon van ‘strooigoedcoalities’: zwakke ideologische samenhang noodzaakt tot ruilhandel waarbij elk onderwerp tot onderhandelingsmunt verwordt. Het gevolg is dat beleid versnipperd raakt en burgers de rode lijn niet meer zien.

Daarmee fungeert deze Voorjaarsnota niet als keerpunt, maar als een zoveelste hectometerpaaltje in een langere weg van gemiste kansen. Ze laat zien hoe begrotingsdiscipline kan ontaarden in begrotingsacrobatiek wanneer politieke wil ontbreekt om echt te kiezen. Ze toont hoe kortetermijndenken (een huurbevriezing, een tientje aan de pomp, een symbolische ‘boodschappenbonus’ in 2026) de weg effent voor structurele achterstanden, van onderwijskwaliteit tot woningbouw en klimaatadaptatie. En ze illustreert hoe bij gebrek aan geloofwaardige langetermijnvisie het politiek waardevolste kapitaal, het vertrouwen van burgers, verder erodeert.