Bloedzuigers

Vandaag ben ik voor het eerst in mijn leven bloed wezen geven. Ik kreeg een keurig sms'je met de vraag of ik alsjeblieft langs wilde komen, aangezien er een gebrek was aan mijn bloedgroep. Tuurlijk joh. Geen probleem.

Vorig jaar had ik me al aangemeld om donor te worden. Omdat ik twee weken na mijn intake in het ziekenhuis belandde, mocht ik vrij lang niet doneren. De regels voor bloed geven zijn namelijk heel streng, je moet een ellenlange vragenlijst beantwoorden om te bepalen of jij op dat moment in de optimale positie bent om je leeg te laten zuigen. Je mag niet langer dan vijf maanden in een land in Europa hebben verbleven en voor landen buiten Europa gelden nog strengere regels. Je mag geen drugs gebruiken (joh), maar ook medicijnen liggen aan strenge banden. Betaalde seks is uit den boze en ook een verkoudheidje kan er al voor zorgen dat je je halve liter lekker zelf mag houden.

Voordat ik ging, ben ik nogal bang gepraat door mensen uit mijn omgeving. Mijn huisgenoot had blijkbaar migraine overgehouden aan het doneren. Een nicht van die en die, nou die had permanente bloedarmoede. En de broer van een klasgenoot lag, van vermoeidheid, een hele week in bed na het doneren. Mijn schoon-stiefmoeder, die operatieassistent is, kon me gelukkig geruststellen. Stelt niets voor, zo’n donatie.

Mijn lieve huisgenootje stond er echter wel op om met me mee te gaan. Het was tenslotte mijn eerste keer en ik had geen idee hoe ik erop zou reageren, was haar argument. En ik mocht ook niet fietsen, ook al was het maar een kwartiertje. Nee, we moesten en zouden met de bus en zij zou meegaan. Nou was ik vanmorgen wel erg blij dat we voor de bus hadden gekozen, aangezien het al twee dagen pijpenstelen regent en die 18 kilometer die ik gisteren door een stortregen heb gefietst me niet al te enthousiast maakten om het nog een keer te proberen. En met zijn tweeën was eigenlijk wel zo gezellig.

Toen ik Sanquin uiteindelijk binnenhuppelde, relatief droog, mocht ik eerst nog op gesprek bij de arts. Weer een hele lijst invullen: nee geen drugs gespoten, nee geen seks gehad voor geld of drugs, nee niet in Engeland geweest in 1988 of wanneer het ook maar was. Daarna overleg met de arts en controle van bloeddruk en zuurstofgehalte. Mijn zuurstofgehalte was in eerste instantie te laag, waarschijnlijk deels doordat ik een maand geleden praktiserend vegetariër ben geworden, maar de tweede keer prikken gaf een beter resultaat en ik mocht naar de zuigers.

Eerlijk is eerlijk, ik was best een beetje zenuwachtig. Ik ben niet erg dol op naalden – tja, wie wel – en had toch ook de indruk gekregen dat ik als een uitgemergeld lijk uit die stoel zou komen – al dat bang praten had toch effect gehad. De dienstdoende arts vertelde aan de verpleegster wel dat het mijn eerste keer was.
Na even wachten ben ik gedeponeerd in een luie ligstoel. Eerst even ader zoeken, bandje om de bovenarm en boem naald erin. De naald is erg dik. Dat doet even pijn, maar als hij eenmaal zit, kijk je er niet meer naar om. En dan maar bloeden.

Het is wel een raar gezicht hoor, zo’n buisje uit je arm dat keurig je rode levensvocht deponeert in een zakje, dat in een soort wipwapbakje ligt – om te zorgen dat het bloed niet acuut stolt – en dan maar wachten tot je een halve liter leger bent. Binnen zes minuten was ik klaar. Glaasje appelsap, beetje water, daarna nog wat koek en thee voor de suikers en een kwartier later sta je buiten.

Op dit moment ben ik alleen nog maar een beetje slaperig, maar ik weet niet of dat door het bloed doneren komt of omdat ik gewoon te kort geslapen heb vannacht. In ieder geval weet ik nu dat alle horrorverhalen onzin zijn. Er zullen heus mensen last van hebben, maar als bloed geven zo’n effect op ze heeft, dan moeten ze het maar gewoon niet doen. En voor de rest van de bevolking: ga gewoon bloed geven. Toe nou. Het kost je geen geld, geen moeite en je maakt er zo veel mensen blij mee. En je krijgt gratis cake en thee. Dus.