Koningsdag

Het is dan al weer een paar dagen geleden, maar afgelopen zaterdag beleefde Nederland zijn eerste koningsdag. Ik persoonlijk hoopte stiekem op een compleet nieuw concept, maar de ‘inne’ en de vier dagen verschoven datum lijkt het enige verschil te zijn met ons aloude concept. Koningsdag is kneuterig.

Bij heel veel Nederlandse feesten en evenementen is er één woord dat centraal hoort te staan in de viering: gezelligheid. Als iets maar ‘gezellig’ is, is het goed en is het Hollandsch. Ik krijg zelf de laatste jaren een steeds grotere afkeer van het woord gezellig. Gezelligheid impliceert een soort drang om het leuk te hebben, zelfs als het niet leuk ís.

Koningsdag wordt traditioneel vooraf gegaan door koningsnacht, voorheen koninginnenacht. De avond waarop  heel Nederland massaal de stad ingaat om zich in oranje kledij kapot te zuipen. In principe niks mis mee, alleen hou ik persoonlijk niet zo van de sfeer die ontstaat na zo’n avond. Als er erg massaal gezopen wordt, is er altijd een moment in de nacht waar de mood omslaat van jolig dronken naar agressief dronken. Het is dan als dame alleen niet prettig om over straat te gaan.

Dit jaar echter heb ik koningsnacht op een nieuwe manier doorgebracht. Met mijn stamkroeg in Leeuwarden verzamelen we ieder jaar alle troep in die de leden kunnen vinden en we verkopen die op de markt, zoals zo veel mensen het doen. Omdat we graag een mooi plekje hebben, vlak bij de kroeg en op een groot plein, verdedigen we dit plekje al vanaf twaalf uur de dag vóór koningsdag. Waar de meeste mensen hun plekken af tapen of een auto er neerzetten, zetten wij een tafeltje neer, een paar stoelen, een hoop bier en wat spellen. Iedere twee uur zitten er twee andere mensen bij dat tafeltje, vaak vergezeld van meer mensen die er bij komen zitten. We spelen spelletjes, drinken bier en ouwehoeren, 24 uur lang. Het is, kortom, gezellig!

Ook is het mooi om de kleine eigenaardigheidjes te aanschouwen die zo bij koning(inne)sdag horen. Bijvoorbeeld de mensen die hun auto op een felbegeerde plek neerzetten, maar dan ook nog trachten in die auto te slapen, terwijl om hen heen de stad losgaat in een alcoholroes. Dronken jongeren die besluiten een bommetje te doen in de stadsfontein en zichzelf vrij hilarisch vinden. Aangeschoten mannen die na een tam avondje stappen langs komen lopen en om tien over vijf besluiten om een spelletje met ons te doen, vervolgens de regels niet begrijpen, flirten met de vrouwelijke medespelers en na een zware nederlaag zwalkend op huis toe gaan. Ouders met kinderen die in hun  grote familieauto’s aan komen rijden om half vijf om hun troep op een kleurig kleedje neer te plempen. Grote brede mannen die met pak n bak- wagens aankomen, eveneens vol met zooi, die schelden tegen mensen die hun inparkeer skills in de weg staan. Kindjes van zes die óf slaapdronken óf hyperactief over het plein strompelen, schreeuwend naar de ouders die zuchtend en steunend naar hun eerste koffie verlangen. Oude stadjers die met de handen op hun rug alvast de eerste ronde doen om zes uur, om zo de beste en de mooiste koopjes te vinden. Een man met een bruine leren jas en een enorme snor met twee staande lampen probeert te fietsen en daarbij bijna een van de pak n bak wagens aanrijdt, wat tot veel gevuilbek van de brede mannen leidt.

Om zes uur ben ik maar naar huis gegaan om te slapen en om drie uur ’s middags ging ik de stad weer in. De magie was verdwenen. Het was warm, mensen waren geïrriteerd. Ik voegde me bij de eeuwige stoet van mensen die als trage stroop over de weg vloeiden. Ik kreeg last van mijn nek omdat ik de hele tijd naar dezelfde kant keek en irriteerde me aan de zooi. Toen ik me door honderd lallende oranjegangers had gewurmd om bij de boekenwinkel te komen waar ik heen wilde, en die dicht bleek te zijn, had ik het wel gehad. Met mijn zes gescoorde klokken – we sparen klokken in mijn studentenhuis, en hebben er inmiddels 29(!) –ben ik toen maar naar huis gegaan.