Horror
Je hebt twee soorten mensen: mensen die wel van horrorfilms houden en mensen die niet van horrorfilms houden. Mensen die gek zijn op een avondje griezelen, die op de bank zitten terwijl de rillingen ze over de rug loopt, blind grijpend in een bak chips omdat ze geen moment willen missen. Af en toe ontsnapt er een gilletje, maar bang zijn deze mensen eigenlijk niet, ze lachen voornamelijk. En je hebt mensen die op filmavondjes van tevoren al roepen dat er geen horror gedraaid moet worden; mensen die, als er dan toch horror gedraaid wordt, met een kussen voor hun hoofd zitten en alleen door de spleetjes van hun ogen naar het beeld durven te gluren, die bij enge moment met hun vingers in de oren stoppen en hun ogen stevig dichtknijpen. Mensen zoals ik.
Al toen ik erg jong was, hield ik niet van enge films. Detectives kon ik wel hebben, met mijn ouders zat ik iedere zaterdagavond voor de buis naar Midsomer Murders te kijken en ik smulde ervan. Maarja, dat waren gewoon mensen, er was niet erg veel bloed en de heldhaftige – en in Britse series vaak te zware – detective inspector en zijn correcte sidekick zouden de moord vliegensvlug oplossen. De slechterik ging voor eeuwig achter de tralies en dat was dat. Maar alles wat ook maar een beetje enger was... brr. Toen ik in groep zes zat durfde ik eigenlijk geen Paul van Loon-boeken te lezen. Te eng. In groep acht kon ik dat nog wel net aan, vooral zijn grappigere boeken, maar de Griezelbus? Nee.
Ik ontdekte mijn afkeer voor horrorfilms toen ik een (niet-)slaapfeestje had bij een vriendinnetje. Ik zat toen in groep acht. In het enorme, lege huis lagen wij met zijn allen op zolder, met een pingpongtafel en een heel klein televisietje. De eerste film die we gingen kijken was Jaws. Grote witte haaien, brr, maar ik pieste nog niet in mijn broek omdat ik me ook wel besefte dat deze haaien geen gevaar vormden in het Pikmeer, het meertje van Hee of Paal 8 op Terschelling. Ik was best veilig. Daarna keken we Amsterdamned. Ik was tien. Big mistake. Beelden van een opengereten prostituee die haar bloed uitsmeert over het glazen dak van een rondvaartboot spoken nog steeds door mijn hoofd. Het meisje dat nietsvermoedend in een zwemband op de gracht ligt te dobberen en het mes dat steeds maar dichter naar haar toe snijdt, het staat tot in de eeuwigheid op mijn netvlies gegrift. Nee dank je. Gelukkig was ik niet de enige op het feestje die liever huilend mama wilde bellen, dus daarna zijn we de Reddertjes in Kangaroeland gaan kijken. Zoals het tienjarigen betaamt.
Mijn probleem met horror is niet alleen dat ik het eng vind om te kijken en dat ik niet hou van schrikmomenten – ik schrik immers al als ik geconcentreerd een stuk courgette sta te ontleden en één van mijn huisgenoten met een onschuldig ‘hoi!’ de woonkamer in wandelt. Mijn problemen met horror vinden vaak plaats nadat de film al lang is afgelopen. Als ik een donkere gang zie, roept mijn brein ineens allemaal scènes uit de horrorfilm naar voren, zodat ik niet zeker weet dat er géén alien daar achter de deur lurkt. Door het raam naar buiten kijken durf ik ook niet meer – stel dat er iets of iemand terugkijkt. Iedere schaduw wordt een beest, een demon, een kwaadaardige god of een seriemoordenaar. Een flikkerend licht in de gang betekent niet dat de huurinstantie weer eens langs moet komen, maar dat er één of andere bovennatuurlijke kracht achter me aan zit en herrie veroorzaakt met ons elektrisch netwerk. Ieder geluidje is een potentiële doodsoorzaak.
Als ik dan mezelf heb weten kalmeren, me lekker nestel in mijn enorme bed en toch de slaap kan vatten, dan begint het plezier pas écht. Ik kan er donder opzeggen dat ik rare, duistere dromen krijg, met monsters en moordenaars die dit keer niet achter een dom blondje maar achter mij aanzitten. Wanneer ik zwetend en gillend overeind schiet, klaarwakker, is het nog niet voorbij. Deze nachtmerries zijn vaak zo hardnekkig dat ze terugkomen zo gauw ik weer mijn ogen sluit, soms meerdere nachten achter elkaar.
Nu weet ik het niet van jullie, maar ik draai niet zo goed op slapeloze nachten die met doodsangst doorspekt zijn. Op zich best logisch. En dus ook best logisch dat ik met man en macht de horror ontwijk. Kijk me alsjeblieft niet geïrriteerd aan als ik weer eens op een filmavondje smeek om een romcom. Ik kan er ook niets aan doen. Ik hou gewoon niet van horror.