Wit, witter, witst

Toen mijn vriendin en ik, destijds nog de bewoners van een tochtige jaren 70 middenwoning, in de woonkamer van het sfeervolle vrijstaande dijkhuisje stonden, gaven we elkaar een knipoog. Buiten het zicht van de makelaar uiteraard, om toch nog een duizendje of wat van te prijs te kunnen afsnoepen. Dit was precies waar we naar hadden gezocht. Het ietwat doorgezakte authentieke plafond, de glas-in-lood-raampjes, de mansardekap met balkenconstructie op amper twee meter boven de verdiepingsvloer; alles ademde nostalgie. We waren verkocht; het huis een week later ook.

Enkele maanden daarna was het zover; we draaiden voor de eerste maal onze sleutel in het sleutelgat van de fraaie eeuwoude voordeur. Om te zeggen dat ons een onaangename verrassing te wachten stond gaat te ver, maar de staat van het schilderwerk kwam niet helemaal overeen met onze herinnering. Maar ach, kniesoor die daarop let. Het voordeel dat volgens een bekende neerlandicus inherent is aan ieder nadeel, was niet moeilijk te verzinnen. Met een likje verf zou het stulpje nog meer eigen voelen.

Klussen is voor mij en mijn twee linkerhanden niet weggelegd -vrienden vragen me alleen om te helpen met klussen als er stiekem iets gesloopt moet worden- maar een kozijntje verven zou mogelijk moeten zijn. Op een goede dag.
Beneden zouden beigetinten en middenbruin de boventoon voeren, om een warme uitstraling te creëren. Daar waren we snel uit. Maar met betrekking tot de bovenverdieping was het een stuk lastiger. We hadden namelijk het plan opgevat om het houtwerk wit te schilderen. O, oneindige domheid. Iedereen die denkt dat dit een koud kunstje is, heeft nog nooit geschilderd. Niets is moeilijker dan je huis een witte aanblik te geven.

Uren heb ik rondgedoold in de plaatselijke bouwmarkt. Ik aarzelde bij de pot schelpenwit, twijfelde over roomwit, stond in dubio of het kristalwit of toch parelwit moest worden, dubde over saffierwit, terwijl zilverwit en korundwit ook wel aardig leken. Een wat te denken van jaspiswit, levendwit of leliewit? Appelwit dan? Extreemrechts zou spontaan een erectie krijgen bij het zien van de pigmentloze lading verf. Ik trok daarentegen wit weg.
Helemaal aan het einde van de schier eindeloze variaties stond daar de kleur die we zochten. Weggemoffeld tussen alle uitslovers. Wit. Gewoon wit.
Gelukkig was het wat muurverf betreft een stuk makkelijker. Witte latex zover het oog reikt. Een stuk of acht merken van ieder tien soorten en maten, maar allemaal wit. Zonder opsmuk. Precies de wit die we zochten.

Eenmaal thuisgekomen begon ik met ongekend enthousiasme de beruchte hemelsblauwe muur van alle kleur te ontdoen. Dat was althans de bedoeling. Het effect was echter minimaal. Ik drukte de vachtroller bijkans plat, maar het wit wilde het blauw maar niet overstemmen. Moe van de spierpijn in mijn armen plofte ik naast de pot verf op de vloer. Uitgeput. Mijn verbazing was groot toen ik op de zijkant zag dat het niet goed dekkende verf was. Eén ster van de drie. Het duurde even voordat het tot me doordrong. Deze verf is dus bedoeld om een muur wit te verven, maar niet zo heel goed. Ligt het aan mij, of is dat een beetje vreemd? Als ik een muur wit wil verven, wil ik niet dat de andere kleur er nog doorheen komt! Dus gewoon dekkende verf. Deze verf was gemaakt voor mensen die als hobby schilderen hebben, maar stiekem de kleur al wel mooi vonden. Of voor mensen voor wie een sportschoolabonnement iets te prijzig is, en derhalve alternatieve bronnen van lichaamsbeweging zoeken. Wie bedenkt zoiets? Gelukkig was het maar een 10-literpot.

Gisteren heb ik de muur eindelijk afgeschilderd. Git zwart. Al stond dat niet op het blik.