Mijterslijter

Vrijdag vlieg ik naar Madrid. De bedoeling was een lekker weekendje relaxen op een terrasje, sangria en paella naar binnen werken en tot de kleine uurtjes met toeristen uit heel Europa feesten op foute housemuziek in een gedateerde discotheek. De bedoeling was veel euri uit te geven aan drankjes voor één of andere Oost-Europese om daar de volgende dag spijt van te krijgen. Ik was van plan met regenwoudhoedje, korte bruine broek en veel te lomp fototoestel kiekjes te maken die je al in duizendvoud en zonder die vervelende neonreclame op internet kunt vinden.

Nee, die plannen kunnen de prullenbak in. Ik ga wel naar Madrid, maar nu met een missie: overleg met Sinterklaas. Ik heb gehoord dat hij ermee stopt. De Sint kapt ermee. Gezondheidsredenen.

Niet de echte Sint. Die stopt nooit. Als er één 65+-er is die het goede voorbeeld geeft, is hij het wel. De Nederlandse Sinterklaas gooit de handdoek (cliché van de week). Bram van der Vlugt doet de tabberd niet meer aan. Hij is ziek, heb ik gehoord.

Hij is de allerbeste Sinterklaas die ik ooit gezien heb. Goedgevulde baard. Geen Kerstman-bierbuik. Mooi felrode kleding. Werkmijter. Mooie boot. Bovendien heeft hij echt humor. Sint Bram is ironisch, satirisch, sarcastisch. Zo zie ik als volwassene de Sint graag. Toch is hij ook voor kinderen geweldig en overtuigend. Niet de slechtste eigenschap voor een Sint.

Ik heb vaak slechte Klazen gezien. Dikke Sints, jonge Sints, bleke Klazen. Goedheiligmannen op sneakers. Sinterklazen die links op hun paard springen en er rechts weer van af donderen. Grijze baarden op bruine paarden. Sint Nicolazen die niet eens op een paard kunnen en daarom maar met de koets naar de lokale gemeenschapshuizen reizen. Mijterslijters met telefoonboeken als Het Boek van… Sinterklazen die met dusdanig kleine boten aankomen, dat je vreest voor de inhoud van je schoen de volgende ochtend. Dat, als je zingt ‘hoe huppelt zijn paardje het dek op en neer’, je hoopt dat Amerigo dat niet doet, omdat-ie dan het kanaal in dondert.

Politiek geëngageerde bisschoppen met groene of blauwe Zwarte Pieten. Sinterklazen die geen woord Spaans spreken. ‘Ola, señor.’ ‘Hè, wá?’ Ooit zag ik een Sinterklaas die dusdanig geleden had van de bezuinigingen van het plaatselijke Sintencomité dat-ie een staf met mattenklopper meezeulde. Die nepklaas stapte in een witte, hele oude auto, sloeg de bocht om en nog geen minuut later zag ik een andere Sint de sporthal aan de andere kant van de straat verwelkomd worden.

Er wordt wat afgeknoeid in de Nicolaasbusiness. Daarom ga ik vrijdag even op de koffie met letter van banket bij de echte Sint. We gaan even praten over zijn opvolging. Over de opvolging van zijn Nederlandse variant. Ik ga hem aanraden om het binnenshuis te regelen. Alsjeblieft, alstUblieft, geen talentenjacht op televisie. Geen van hun eigen talent overtuigde pubertjes of midlifecrisisbabyboomers die afgezeken worden door een rebelse nicht. Geen Holland’s Next Sint. Heeft de Goedheiligman eigenlijk vetorecht op dit gebied?

Ik heb al wat denkwerk verricht. Wie zal een goede Sinterklaas zijn? Aart Staartjes? Misschien. Maar dan wordt het lastig als de Sint in Sesamstraat komt. Dan krijg je net zoiets als de Sinterklaasviering bij mij vroeger. Papa is net naar de wc als er op de deur geklopt wordt. Ludo van GTST? Zou kunnen. Johan Cruijff? Die haakt toch af. Jan Mulder? Harmen Siezen? Ron Brandsteder? Zolang-ie niet in de lach schiet. Gerard Cox? Rotterdamse Sint. Hans Böhm? Henk Westbroek? Heeft er al een liedje over gemaakt. Als-ie maar van de drank blijft. Geert Wilders? Als hij zijn pruik op zijn kin gaat dragen, mogelijk. Nee, die accepteert nooit Zwarte Pieten.

Lieve Sint, geen nood, ik kom eraan. Kneed maar vast wat pepernoten, we gaan even praten. Daarna sangria met schimmelkaas.