De mislukte liquidatie van Dotje
Het beestje kijkt me aan met een blik alsof hij weet wat ik zo met hem ga doen. Het kopje hangt een beetje scheef naar beneden. Toch kijkt hij mij recht in de ogen aan. Even denk ik een traantje te zien. Dat kan ook een regendruppel zijn. Een donkere wolk onweer komt met hoge snelheid op mijn tuintje af en ik moet opschieten of ik heb dadelijk een aquarelbarbecue. De eerste druppels vallen al. Ja, het is regen. Het beestje huilt niet. Het dier heeft natuurlijk geen flauw benul van waar hij is en wat hem te wachten staat. Ik pak het scherpste en duurste mes dat de Blokker mij kon bieden. Het moet maar gebeuren. Bovendien heb ik honger als een paard na een serie huifkartochten met Amerikaanse toeristen die urenlang discussiëren over het formaat van de Hollandse hamburgers en milkshakes. 'En alles wat ik kreeg was een handje droog stro.'
Ik wil weer eens wat anders op de barbecue. Een worst met zwarte rand en rode binnenkant, heerlijk, zolang het niet is wat jij nu misschien denkt dat het is. Een gekruid speklapje waar het druipend vet voor kleine steekvlammen zorgt, fantastisch. Een stuk Bambi van boven de kooltjes, jammie. Pumba in plakjes op mijn bord, maak me gek! Geef me een ijzeren bak vol houtskool, een tang en een tas dode dieren en ik ben meer opgewonden dan de Hertog van Cambridge net voor zijn eerste wittebroodsblowjob. Overigens hoorde ik dat Kate de korstjes niet hoefde op te eten. Ze kan al fluiten.
Maar, ik wil weer eens wat anders op de barbecue, hoe lekker de gekruide lapjes van de Appie ook zijn. Ik lees dat het Papegaaienpark in Veldhoven op zoek is naar een thuis voor 1600 kleine knaagdieren. Het opvangcentrum heeft ruim 6000 diertjes gehamsterd die door een dubieuze handelaar verwaarloosd werden. 4500 beestjes waren al afgemaakt omdat ze agressief of ziek zouden zijn. Voor de andere knagers moest zo snel mogelijk opvang geregeld worden, anders zouden ze aan de slangen en roofvogels gevoerd worden.
‘Dag, spreek ik met het Papegaaienpark in Veldhoven?’
‘Dag, spreek ik met het Papegaaienpark in Veldhoven?’
‘Ja, dus. Zeg, ik hoorde dat u dringend op zoek bent naar opvang voor een heleboel kleine knaagdieren. Misschien kan ik u helpen.’
‘Inderdaad, wat kunt u ons bieden?’
‘Ik kan er, denk ik, wel een tiental van u overnemen. Ik heb een mooie tuin en een warme plek om te overnachten. Een heel warme plekje.’
‘We hebben nog tien cavia’s die per direct opgehaald kunnen worden.’
‘Ik zit al in de auto.’
Een uurtje later gooi ik een fles spiritus op de kooltjes. Ik ben zo’n gasweigeraar, zo iemand die het vertikt een gasbarbecue aan te schaffen. Daarbij vind ik elektrisch keuen in de tuin net zo fout als zo'n grote foto van een tuin op canvas in een tuin die verder zo klinisch is schoongemaakt (want 'we houden wel van natuur, maar niet van blaadjes') dat een beetje AMC er operaties aan uitbesteedt. Dus ben ik iedere keer weer aan het kloten met aanmaakblokjes en kooltjes die kouder blijven dan de rechterkant van het bed van boer Marcel. Een gemiddelde barbecue duurt bij mij zes uur en het eerste vlees is vaak pas na Pauw en Witteman gaar. Dat is niet zo erg. Zo houd ik mezelf een avond bezig en hoef ik me niet te ergeren aan die showbizzgast in PenW. Het is dat of treintjes. Deze keer heb ik echter haast. Er hangt onweer in de lucht en als ik niet heel snel eten op tafel heb, zorgt de bliksem er wel voor dat ik zelf elektrisch en dus fout gebraden ben. De wind steekt op. De spiritus gaat over de toch al wel hete kooltjes en een rookwolk waait in mijn gezicht. Ik hoest en rochel als die haai die de baard van Osama Bin Laden opvrat. Ik hoop dat dat een hondshaai was.
Maar dan…Als de rook is opgetrokken en de wind weer is gaan liggen, staat er een perfecte schaal kooltjes te gloeien. Dit wordt een culinair feest. Dit wordt genieten. Vandaag geen varken maar guinea pig. Vandaag geen koe maar cuy. Cavia met cavas. Smullen.
Ik kijk in de doos met cavia’s. Schattige geluidjes zetten me even aan het denken. Achja, een varkentje knort ook lief en ik heb al eens vaker in de ogen gekeken van een lammetje of een kalfje. Die beesten eet ik toch ook nog gewoon? Even doorbijten. Willekeurig pak ik één van de diertjes uit de doos en zet hem op de nog witte snijplank op het wankele campingtafeltje. Ik moet opschieten, de regen komt. Ik pak mijn mes. Ik hou het stevig in mijn hand en denk even na over hoe ik het moet aanpakken. Onthoofden? Een tik op de hoofd? Levend villen, zoals ik het ooit op Discovery Channel heb gezien? Hoe slacht je eigenlijk een cavia? Of moet je een cavia krijsend en spartelend op de gril werpen, net als je een kreeft levend in kokend water moet werpen? Of zou je een cavia in de pers moeten doen, net als een canard pressé. Niet doen, Arno, niet nadenken. Gewoon steken en dan is het meteen over. Dat is het beste voor beest en mens.
Dan valt er een druppeltje regen recht op het scheve koppie van het diertje. Met zijn pootjes wrijft hij het water van zijn gezichtje. Ik zie dat het arme beestje een vlekje boven zijn neusje heeft. Meteen geef ik onbedoeld (ik wil het niet, maar het gebeurt) de cavia een naam: Dotje. Daar ga ik de fout in. Op dit moment durft Arno Messi de penalty niet meer te nemen. Hier zegt Arno Kim Jung-il tegen een toevallige passant: 'Toe maar, ga maar even op Facebook.' Dit is het moment waarop Arno Wilders denkt 'een hoofddoekje met oranje leeuwtjesmotief en Unoxlogo, dan kan toch wel in overheidsgebouwen?' Mijn handen beginnen te trillen. Het zweet loopt langs mijn arm naar beneden. Ik kan het niet. Heb ik weer, een cavia met charisma. Even een keer diep inademen en nog een keer proberen?
‘Dag, spreek ik weer met het Papegaaienpark?’
‘Dag, spreek ik weer met het Papegaaienpark?’
‘Ik heb nog een vraagje voor u. Heeft uw park ook een restaurant? Ja? En is het terras overdekt? En wat staat er op het menu vandaag? Meerschweinchen? Dat ken ik niet, maar klinkt lekker.