Poepen in Vlaanderen

‘Ja’, zei ze. Maar als het hier zo staat, dan komt de ‘ja’ niet over. Ja kan ja zijn. Of jah, of já. Ja. Ze zei ‘ja’ met een stem die lager is dan die van Ferry die Groot op een te langzaam afgespeeld cassettebandje. Maar ja, met letters kun je geen toonhoogte aangeven. Eigenlijk zou ik hier een audiofragmentje moeten plaatsen. Helaas, het was een onverwachtse ‘ja’, dus dat was niet mogelijk. Hoewel, de ‘ja’ was niet onverwacht. De toonhoogte van de ‘ja’, die was onverwacht.

De toiletjuffrouw van de Hema in Gent zit er maar een beetje verveeld bij. In een hoekje weggestopt op de eerste verdieping van de Belgische Hollandsche Eenheidsprijzenmaatschappij Amsterdam in de binnenstad van Gent, achter twee schermen en wat rekken, vind je de toiletten. Daar tussen drie witte muurtjes staat een tafeltje. Achter dat tafeltje zit de, volgens de papieren, vrouw met de Ernst Daniël Smid-stem. 'Ja.'

We hebben ontbeten in het restaurantje van de Hema. Omdat een croissantje met jus in ons hotel twintig euro kost, vonden we het wel een goed idee om hier eens te ontbijten. Hier heb je voor twintig euro twintig croissants én twintig koppen koffie.

Nou moet ik na één kop koffie in de ochtend al poepen. In dit geval niet het Belgische poepen. Hoewel? Ná het ontbijt hebben we… Hé, dat is privé. Normaal moet ik na één ochtendkop koffie schijten en na twintig koppen is de druk dus hoger dan bij een recente PvdA-vergadering. Ook miss Arnohari voelt drang en dus gaan we op expeditie naar eenheidsprijzenporselein.

In het hoekje leggen we een munt van één euro op het schoteltje. We kijken de kuismadam aan en zetten de eerste pas in richting drukverlagende activiteiten. ‘Ja’, bromt ze. ‘Ja’, zegt ze met een blik verveelder dan die van Chef Creativiteit van Calgon. Al dertig jaar die wasmachinemonteur met zijn kalkelement, kom op zeg! De dame zegt het op zo’n onverwachts lage toon, dan vriendin en ik elkaar aankijken en amper onze lach kunnen inhouden.

Oké, het stoplicht staat op groen, we mogen toiletteren en wringen ons in de benauwde, voormalig witte hokjes.

 ‘Schat?’, hoor ik terwijl ik bezig ben mijn riem uit de pot te vissen. Ongelukje. ‘Scha-at?’ ‘Wat is er?’, antwoord ik een beetje geïrriteerd. Ik weet al hoe laat het is. Haar toiletpapier is op en ik moet mijn laatste velletjes naar de overkant brengen. Dan veeg ik zuinig zodat ik genoeg voor haar overhoud. Zo zuinig dat ik de uren daarna een klein mountainbikepad in mijn broek heb. ‘Schat, is bij jou de pot ook zo smerig?’ ‘Ja, heel vies. En er is geen wc-borstel om alles eens goed door te duwen. Bij jou wel?’ ‘Nee, hier ook niet.’ Gelukkig, ze heeft genoeg papier . ‘Oja, heb jij nog een rol papier?’ Shit.

Vouwend kom ik tot een schoon einde. Ik loop naar de toiletmadam om een nieuwe rol te vragen. ‘Excuseer madam’, zeg ik op mijn beste Vlaams. ‘Heeft u een nieuwe rol voor mij?’ ‘Ja’, zegt ze, maar onderneemt verder niets. ‘Dus?’ ‘Ja’, buldert ze nog een keer. Dit gaat niet opschieten. Ze snapt het niet, denk ik. ‘Schat, ik haal wel iets in de winkel beneden. Blijf rustig zitten.’

Ongeveer vijf minuten later (ik was te druk met drukken dat ik de tijd niet precies heb bijgehouden) verlaten vriendin en ik voldaan de inmiddels arnomatisch (Arno en aroma in één woord gevangen, snap je hem? Waarom vraag ik dat? Waarom praat ik nu in mezelf? En waarom schrijf ik dat vervolgens op? Waarom spreken we nog steeds over schrijven als we typen) gevulde ruimte. ‘Tot ziens, mevrouw de toiletjuffrouw’. ‘Ja.’ Eén verdieping lager lopen we langs het rek met wc-accesoires. Tegelijkertijd pakken we allebei een wc-borstel uit het schap. ‘Voor haar porcelein’, zeg ik. ‘Voor haar keel’, zegt zij.

‘Fijn gepoept? Gaan we nu poepen?’ ‘Ja’. ‘Nee, ik had het niet tegen u.’ Ach wat, ze snapt het toch niet.