Ik tel niet meer mee

Het is zondagmiddag, uurtje of twee en ik verveel me meer dan Estelle Gullit in de PC Hooftулица in Grozny. Al mijn vrienden liggen met een kater op de bank te snakken naar een snack. Mijn vriendin gaat haar ouders van het vliegveld afhalen en het is vandaag voor het eerst sinds de zomer geen koopzondag. Kortom: Sunday, boring Sunday.

Ik zwengel mijn laptop maar eens aan en ga op zoek naar een manier om me te vermaken op deze treurige, overbodige, oninspirerende zondag. Het kost me maar een paar kliks voordat ik op de site van Vogelbescherming Nederland kom. Dit weekend kun je meedoen met de Tuinvogeltelling. Ja! Dat ga ik doen! Vogels tellen!

Ik woon nu in een oude buurt vlakbij het centrum van Eindhoven en ik ben wel benieuwd naar wat voor vogeltjes je hier kunt spotten. Als ik naar de witte vlekken op mijn auto kijk, kan ik concluderen dat er óf een sessie van de manuele zelfhulpgroep voor seksverslaafden recht voor mijn deur heeft plaatsgevonden óf er toch wel veel vogels in de buurt moeten zitten. Een derde optie, een Tipp-Ex zelfmoordaanslag, sluit ik voor het gemak maar uit. Het kán wel. Stel dat dat in mijn straat de grootste concurrent van Tipp-Ex gevestigd is, dan zou er zomaar een Tipp-Ex-bom kunnen ontploffen. Ik ken de witkwastonderwereld niet. Maar gezien de zwartgroene vlekjes in de klodders trek ik voorzichtig de conclusie dat het hier om vogelpoep gaat. Als de manuele zelfhulpgroep klaar is en ziet dat er zwartgroene puntjes in het eindproduct zitten, zouden ze wel heel snel eens met de huisarts moeten bellen. Nee, het zijn de uitwerpselen van de roodborstjes, blauwe reigers, groenlingen, goudvinken, geelgorzen, grijskopspechten, bruine kiekendieven, zwarte roodstaarten, witstaartroodborsttapuiten, rode kardinalen of witte zwanen.

Voor de telling moet ik een halfuur naar buiten turen en de vogels die de tuin of het balkon echt bezoeken registreren. Vogels die voorbij vliegen, tellen niet. Ik kan de soorten wel herkennen. Ik weet het verschil tussen roodborstjes en beflijsters. Een reiger is een ooievaar die tegen het raam is gevlogen. Een kauw is kleiner dan een kraai die weer kleiner is dan een roek, maar groter dan een merel. Twee zwaluwen betekent dat de zomer begint en vogels zonder veren zijn vleermuizen of kipfilets uit de supermarkt. Een struisvogel kan niet vliegen, een ekster houdt van blingbling, de koekoek levert eieren aan Peijnenburg, een Oost-Indische kwartel hoort alleen wat hij wil horen, een boerenzwaluw zoekt een vrouw en een blauwborst heeft geen tepels, laat staan harde. Is een vogelbekdier eigenlijk een vogel? Nee, hè? De kans dat ik dat beest überhaupt in mijn tuin tegenkom, is net zo groot als de kans dat Ruud Gullit een nietszeggende voetbalclub met een voorzitter die tegelijkertijd president van de natie in oorlog is, gaat trainen. Ho, wacht…

Om half drie precies zit ik klaar. Voor mijn neus een kladblok en een lijstje met de top 25 van meest voorkomende tuinvogels. Onder mijn stoel een krat bier, want, zo zegt de Vogelbescherming ‘Zorg niet alleen goed voor de vogels, maar ook voor uzelf: een comfortabele plek en iets te drinken onder handbereik!’ Ik druk de stopwatch in. Kom maar op, vogeltjes. Laat je zien.

Het is tien over half drie. Ik heb nog geen vogel gezien. Niet één heeft de tuin bezocht. Ik heb er zelfs nog geen voorbij zien vliegen. Ik maak mijn tweede flesje bier open. Ik ga toch nog wel vogels spotten vandaag?

Elf over half drie. Bij de achterburen gaan de gordijnen open. De buurman heeft duidelijk een kater, want ik zie zijn ontbijt retour koekenpan gaan. Daarna schokt hij een beschuitje uit de verpakking. Een plakje kaas dweilt drie keer over de vloer voordat de buurman het voor elkaar krijgt zijn beschuitje te beleggen. Dan zie ik iets bewegen, achter in de tuin. Mijn eerste vogel van de telling? Het hoge gras ritselt. Ga ik een vogel spotten? Vals alarm. De wind pest mij.

Kwart voor drie stipt. Uit verveling zet ik op mijn laptop de vrijdagaflevering van Pauw en Witteman op. Dan kan ik op de achtergrond nog wat meeluisteren. Er is nog steeds geen vogel die de tuin een bezoek gunt. Nog geen zeearend, torenvalk, boompieper, kerkuil, bosfazant, ijsvogel of huismus die het mij gunt.

Twaalf voor drie. De achterbuurman is nog niet fit want ook zijn beschuitje vergezelt de bamikliekjes van gisteren in de koekenpan. Vogels? Nee, hoor.

Negen voor drie. Biertje drie gaat open. Ik zwaai naar de achterbuurman. Als hij het flesje ziet, moet hij kokhalzen als een Amsterdam-Zuid-meisje in een dixi. ‘Mogguh, buurman. Feestje gehad? Kom je zo een pilsje drinken?’ De bami krijgt een dressing van jus d’orange.
Drie voor drie. Nog steeds heb ik geen vogel gezien. Ik voel me een vliegtuigspotter bij mist, een treinspotter (die bestaan) bij Utrecht CS op een ingesneeuwde vrijdagmiddag. Ik weet nu hoe Estelle zich voelt in de Grozny покупка товаров. Niet één vogel heeft de moeite genomen mijn tuin te bezoeken. Klotebeesten. Pestvogels. Rotganzen. Spotvogels. Uilskuikens. Schijtlijsters. Kneus.

Eén voor drie. Ik heb mijn kladblok al weggelegd. Op mijn laptop discussiëren Pauw, Witteman en een aantal gasten over dingen die op zondagmiddag niet echt interessant zijn. Ik sta op het punt om mijn krat bier terug naar de opslag te brengen als ik in mijn ooghoeken iets zie vliegen. Voorbij vliegende vogels mogen niet meedoen met de telling, maar daar heb ik nu schijt aan. Deze vogel noteer ik. Ik heb goddomme een vogel geteld. Helaas, het is geen vogel. Het is de buurvrouw op haar bezemsteel. Terug van de ochtenddienst.

Een minuut later druk ik gefrustreerd iets te hard de knop van de stopwatch in. Ik tel niet meer mee. Het is mooi geweest. Ik zie dat de achterbuurman achter zijn fornuis staat. Op het vuur een koekenpan. Het zal toch niet…? De aasgier.

Om vier minuten over drie mail ik de telresultaten naar de Vogelbescherming. Ik heb één vogel geteld, een Pauw.

En dan nog even dit: De minst slechte columns van mij komen binnenkort uit in een boek! Hou mij of deze site in de gaten!

Met alle respect...