Paralympics 2016: Hoe en wat? Deel II: Boccia & Rolstoeltennis

Woensdag 7 september zullen de Paralympische Zomerspelen van start gaan. Maar hoe werkt het op deze Spelen? Net als tijdens de Winterspelen in Sochi zal in deze specialreeks worden uitgelegd welke sporten er zijn en in welke handicapklassen er gesport wordt. De Paralympische Spelen kennen 22 sporten: atletiek, bankdrukken, basketbal, boccia, boogschieten, voetbal 5-tegen-5, voetbal 7-tegen-7, goalball, judo, kanovaren, paardensport, rugby, roeien, schermen, schietsport, tafeltennis, tennis, triatlon, volleybal, wielrennen, zeilen en zwemmen. Deze week gaat het over boccia en rolstoeltennis. 

Boccia

Deze sport is vrij onbekend buiten de Paralympische Spelen en is een van de twee sporten (samen met goalball) die niet een olympische variant heeft. Boccia maakte zijn debuut op de Paralympische Spelen van 1984 in New York en is een sport die gespeeld wordt door atleten met cerebrale parese en/of andere motorische beperkingen. Het een sport die veel strategie en precisie vereist en is te vergelijken met het welbekende jeu de boules of petanque. 

Boccia wordt gespeeld op een vlak en glad veld waarop de atleten gekleurde ballen zo dicht mogelijk bij de witte bal, beter bekend als de "jack", moeten gooien of rollen. De atleet, het duo of het team dat de meeste ballen zo dicht mogelijk bij de jack krijgt, wint de wedstrijd. De individuele en duo-wedstrijden worden in vier ronden gespeeld, de teamwedstrijden worden in zes ronden beslist. Aan het eind van een ronde krijgt de atleet, het duo of het team dat een bal het dichtst bij de jack heeft gespeeld één punt en eventueel nog één punt indien de volgende dichtstbijzijnde bal van datzelfde team is. Elke atleet, duo of team speelt zes ballen per ronde. Er zullen zeven medaille-evenementen zijn tijdens de Spelen en deze zijn allen gemengd. 

De sport wordt in de volgende handicapklassen gespeeld: BC1, BC2, BC3 en BC4. Daarnaast is er een teamevent in de klasse BC1/BC2 en worden de duo-evenementen gespeeld in de klasse BC3 en BC4. De atleten zitten allemaal in een rolstoel als gevolg van een beperking in de benen en/of de romp, veroorzaakt door een gebrek aan spiercoördinatie of controle. 

Atleten in de klasse BC1 hebben zware beperkingen in de benen, armen en romp welke het gevolg zijn van beperkingen in de coördinatie. Zij kunnen de bal pakken en weggooien en hebben geen hulpstukken nodig. De atleten met enige controle in de benen mogen de bal ook met hun voeten wegrollen. In de klasse BC2 hebben de atleten meer controle over hun benen, armen en romp. Omdat zij meer mogelijkheden hebben in hun armen gooien zijn vaak de bal bovenhands en hebben ze meer variaties om de bal te spelen dan de andere atleten. Atleten in de klasse BC3 hebben gelimiteerde controle over hun armen en benen en vaak weinig tot geen controle in hun romp. Om de bal te kunnen spelen gebruiken ze vaak een soort houten glijbaan, waarover de bal gespeeld wordt naar de bedoelde plaats. In de laatste klasse, BC4, spelen de atleten waarbij de beperking niet wordt veroorzaakt door cerebrale parese. Deze sporters hebben vaak last van spierdystrofie, ruggengraatverwondingen of amputaties aan alle vier de ledematen. Deze atleten gebruiken vaak een zogenoemde 'pendulum swing', of gebruiken hun handen of armen om de bal te spelen. Deze klasse mag gebruik maken van handschoenen zodat er meer grip op de bal mogelijk is. 

Nederland heeft in deze sport een internationale topper. Momenteel staat Daniël Perez op de eerste plaats op de wereldranglijst in de klasse BC1. Hij gaat voor zijn eerste Paralympische Spelen en heeft een grote kans om het goud te pakken. Tijdens de wereldkampioenschappen in 2014, wist hij al een historische bronzen medaille voor Nederland te behalen. In 2015 won hij goud op de World Open in Polen. Op de Spelen wil Perez revanche nemen, want hij viel tijdens het WK dit jaar buiten de prijzen. 

De Brit David Smith biedt tegenstand aan de Nederlander. Smith won in 2012 een individuele zilveren medaille en met Groot-Brittannië brons op het teamevent. In 2013 werd hij Europees kampioen en in 2014 voegde hij een wereldtitel toe aan zijn palmares. Smith is de huidige nummer 2 op de wereldranglijst en wil zijn 'slechte' prestatie van de WK dit jaar (brons) verbeteren tijdens de Spelen in Rio. 

David Smith feliciteert de Thaise Pattaya Tadtong met het goud in de finale van de Paralympische Spelen in 2012 (Foto: Getty Images)


Rolstoeltennis

Rolstoeltennis is in Nederland een van de meer bekende paralympische sporten, met dank aan oud-rolstoeltennisster Esther Vergeer. De sport werd in 1976 uitgevonden dankzij de Amerikaanse freestyleskiër Brad Parks. Op zijn achttiende kwam hij in een rolstoel terecht, na een ongeluk waarbij hij verlamd raakte. Vijf maanden na dat ongeluk probeerde Parks op vakantie een balletje te slaan met zijn ouders. Hij kwam erachter dat het makkelijker was om de bal twee keer te laten stuiteren en was daarna meteen enthousiast over de sport. Samen met zijn therapeut begonnen ze in 1977 met het promoten van de sport, waarop een korte tijd later al het eerste rolstoeltennistoernooi plaatsvond in Los Angeles. Vanaf die tijd ging het snel. In 1988 stond de sport al als demonstratiesport op het programma van de Spelen en vanaf 1992 maakt de sport een vast onderdeel uit van het programma. 

Er zijn maar weinig verschillen met de olympische tegenhanger van het rolstoeltennis. Allereerst spelen de atleten in een rolstoel, die speciaal is aangepast aan de atleet. Naast de twee schuine wielen, die ervoor zorgen dat de stoel meer wendbaar wordt, bevinden er zich nog kleine wielen voor en achter de stoel om de stabiliteit te vergroten. Het doel is om, net zoals in het valide tennis, de bal met het racket naar de overkant te spelen, zonder dat de tegenstander de bal terug kan spelen. Het enige verschil hierin is dat bij het valide tennis de bal maar één keer mag stuiteren voor hij gespeeld moet worden. In het rolstoeltennis mag de bal twee keer stuiteren, ook achter de baseline. 

In Rio de Janeiro zullen zes medaille-evenementen worden gehouden, de mannen singles, mannen dubbels, vrouwen singles, vrouwen dubbels en de quad singles en dubbels. Bij de mannen en vrouwen evenementen zijn geen specifieke handicapklassen. De atleten hebben allemaal een permanente lichamelijke handicap, bijvoorbeeld een verlamming of amputatie. In de klasse waarin de quads spelen, spelen de atleten die een handicap hebben aan drie of meer ledematen. Zij verplaatsen zich niet in een sportrolstoel, maar in een elektrische rolstoel. 

De atleten spelen naast de Paralympische Spelen, ook in de vier grote Grand Slams zoals het valide tennis die kent, met daarnaast ook de Masters singles en dubbels. In de top van het rolstoeltennis vinden we een aantal Nederlandse dames. Jiske Griffioen, Aniek van Koot en Marjolein Buis zijn alle drie dames die een goede kans maken op het goud. Griffioen won in 2015 Roland Garros, terwijl Buis dit jaar het graveltoernooi wist te winnen. In de dubbels zullen Griffioen en Van Koot een grote kans maken op het goud. Concurrentie ligt op de loer, de Britse Jordanne Whiley, de Duitse Sabine Ellerbrock en de Japanse Yui Kamiji maken het de Nederlandse dames al het hele jaar lastig. 

Bij de mannen vinden we Maikel Scheffers (9e) en Tom Egberink (13e) in de top terug. De Japanner Shingo Kunieda zal zijn titels uit Peking 2008 en Londen 2012 willen verdedigen. Kunieda heeft al sinds de Spelen van 2004 in Athene geen olympische wedstrijd meer verloren. De Fransman Stephane Houdet zal Kunieda van het goud willen afhouden. Houdet won in 2008 al het goud in het dubbelspel samen met Michael Jeremiasz. Concurrentie kunnen deze mannen nog verwachten van Gordon Reid (GBR, stond in zes van de negen mogelijke finales op Grand Slams), David Wagner (USA, regerend paralympisch kampioen dubbels met Nicholas Taylor), Dylan Alcott (Australian Open en US Open winnaar) en de Argentijn Gustavo Fernandez (finalist Australian Open en US Open). 

Aniek van Koot en Jiske Griffioen met hun tweede plaats in het dubbelspel op Roland Garros 2016 (Foto: Getty Images)