Boek: Bruce Marshall - De werkers van het elfde uur

De Parijse priester Abbé Gaston is een diepgelovig man. Er is maar een aspect van het geloof waar hij moeite mee heeft, en dat is de parabel van de werkers van het elfde uur. De eigenaar van een wijngaard, zo gaat het verhaal, had arbeiders nodig en daarom ging hij ‘s ochtends naar de markt en huurde mensen om die dag voor hem te werken. Maar hij had meer mensen nodig en daarom ging hij ‘s middags nog een keer naar de markt en nam opnieuw een groep mensen in dienst. Tegen de avond, toen er nog maar heel even gewerkt hoefde te worden, haalde hij de laatste arbeiders op bij de markt. Aan het eind van de dag werden de arbeiders uitbetaald, maar tot de stomme verbazing van degenen die ‘s ochtends vroeg al begonnen waren, kregen de werkers van het elfde uur hetzelfde bedrag als zij: 1 zilverling. Op deze manier drukt de bijbel uit dat de beloning, namelijk het leven in de hemel, voor alle gelovigen gelijk is, of ze nu als baby gedoopt zijn of op hun sterfbed bekeerd. Abbé Gaston gelooft wel dat God zijn redenen zal hebben, maar het lijkt hem toch niet helemaal eerlijk dat de rijke mensen die hij op hun sterfbed hun zondig leven moet vergeven, dezelfde rechten zouden hebben als de mensen die hun hele leven hard hebben gewerkt om God te dienen.

Beginnend bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog beschrijft het boek het leven van Abbé Gaston. Hij is geen heilige, maar hij doet altijd zijn uiterste best om er één te zijn (vooral als hij weer eens van mening verschilt met zijn arrogante collega Moune). Tot na de Tweede Wereldoorlog volgen we zijn carrière als hulpkapelaan, of liever, zijn gebrek aan carrière, want een goede indruk maken op zijn superieuren behoort niet bepaald tot Gastons talenten. Als hij probeert een held of een groot redenaar te zijn eindigt het meestal in gestuntel, maar dat weerhoudt hem er niet van steeds weer een nieuwe poging te doen. Hij gaat vol goede moed de Eerste Wereldoorlog in, en hoewel zijn hoop op een religieuze opleving niet uitkomt, houdt hij er in ieder geval een overtuigd communist als beste vriend aan over. Zijn verwoede pogingen een jonge vrouw op het rechte pad te houden lopen op niets uit, maar bij haar dochter krijgt hij een nieuwe kans. In 1940 helpt hij een jodin en in 1944 een Duitse Gestapo-officier bij hun respectievelijke vluchtpogingen. De patriot die hem voor dit laatste vergrijp arresteert zegt dat ‘er wel meer zijn geweest die beide kanten hielpen, alleen waren de meesten zo verstandig dat in omgekeerde volgorde te doen’. En inderdaad, Abbé Gaston is allesbehalve verstandig. Verstandige mensen zouden zich niet laten afschepen met het hongerloontje dat de kerk henbetaalt, of met de smoezen van hun huisbazin als die hun kat heeft geslacht. Wat Gaston wel heeft is geduld, een groot hart en een heleboel levenservaring, waarmee hij uiteindelijk toch nog het raadsel van de werkers van het elfde uur weet op te lossen.