Boek: Bruce Marshall - De werkers van het elfde uur
De periode waarin Abbé Gaston leeft is een tijd van veel verandering, en de geestelijkheid weet niet altijd hoe ze ermee om moet gaan. Uit angst schieten sommigen door naar bizarre regeltjes: een Vaticaanse inquisiteur besluit bijvoorbeeld dat priesters geen kapperszaken meer mogen binnengaan omdat daar wel eens tijdschriften met onzedelijke illustraties zouden kunnen liggen. Abbé Gaston heeft het ook niet altijd begrepen op de moderniteit, maar hij houdt een open geest. Hij heeft een hekel aan het getetter van radio’s, en hij vindt dat meisjes van lippenstift eerder lelijker dan mooier worden. Aan de andere kant gelooft hij dat de mannequins van de modewinkel aan de overkant (die door de pastoor worden uitgemaakt voor alles wat lelijk is) net als priesters God kunnen eren met hun werk, want "Wielrijder of voetballer kon men slechts worden door te fietsen of tegen een voetbal te schoppen, maar men kon een heilige worden door alle mogelijke onheilige dingen te doen op een heilige manier. Men kon aan God opdragen de diepte van een sloot die men gegraven had of de hoogte die men kon springen of de manier waarop men een mooie jurk droeg, want als bidden werken was, dan was werken ook bidden." Hij voelt zich ook absoluut niet te goed om toe te geven dat de socialisten waarschijnlijk net als hij naar eer en geweten streven de wereld te verbeteren. Bovenal hoopt hij dat de kerk nieuwe woorden zal kunnen vinden om de traditionele waarden nieuw leven in te blazen. Af en toe denkt hij ook te weten hoe die nieuwe woorden moeten klinken, maar ja, ze uitspreken is weer iets moeilijker…